donderdag 16 oktober 2014

Lionel Messi, koning van een uitgehold voetballand

Lionel Messi is de troetelbeer van het internationale voetbal. De Argentijn kan weinig fout doen en alles wat hij aanraakt verandert volgens velen in puur goud. Is er dan helemaal geen kritiek te leveren op de sympathieke Argentijn of de omgeving waarin hij zich begeeft? Tijd voor een dieper inzicht in een decennium Messi in La Liga.

De meest bewierookte speler op aarde heeft weer eens wat te vieren. Vandaag tien jaar geleden, op 16 oktober 2004, maakte hij zijn competitiedebuut voor FC Barcelona. In de stadsderby tegen Espanyol mocht hij acht minuten voor het eindsignaal invallen voor de Portugees Deco. In die tien jaar heeft Lionel Andres Messi (van 24 juni 1987) zichzelf zonder twijfel bij een select clubje van grootsten der aarde gespeeld. De aanvaller kan ook gewoon ontzettend goed voetballen.

Aan de hand van Messi groeide FC Barcelona uit van een topclub in verval tot het meest succesvolle team op de aardbol. De superlatieven schieten dan ook tekort als het gaat over de kleine man uit Rosario. Als de overtreffende trap nog niet had bestaan zou hij voor Messi zijn uitgevonden. Eigenhandig veranderde hij het beeld van de hoogste Spaanse divisie, die sinds zijn komst stevig kan concurreren met de Engelse Premier League. Daarin schuilt ook direct het probleem van Messi. Messi is honderd procent FC Barcelona en Messi is vijftig procent van La Liga.

Acht nul competitie



Goed beschouwd is de Primera Division momenteel wat de Eredivisie tien jaar geleden was, een race tussen drie paarden en zeventien figuranten. Waren de eerste jaren met Messi nog redelijk competitief (in 2007/’08 werd FC Barcelona zelfs slechts derde achter Real Madrid en Villarreal), tegenwoordig zijn het Real Madrid, FC Barcelona en een variabele derde partij die gaten slaan met de concurrentie die variëren van zeventien (‘08/’09) tot zelfs dertig punten (2011/’12). Van enige vorm van concurrentie lijkt geen enkele sprake meer en clubs die buiten de top tien vallen moeten uitkijken dat zij niet vijf, zes of zeven goals om hun oren krijgen als de grote twee langskomen. La Liga is verworden tot een 8-0 competitie.

Het lijkt inmiddels heel normaal dat de top drie altijd wint. In Spanje is dat echter verre van het geval geweest in het verleden. In het seizoen 2003/’04, de jaargang voordat Lionel Messi debuteerde, werd Valencia CF landskampioen. Barcelona eindigde als tweede op vijf punten achterstand. Valencia verloor zeven wedstrijden in het kampioensjaar, Barcelona acht en Real Madrid (dat slechts vierde werd) zelfs tien. Een ander schrijnend voorbeeld. Het Dream Team van Johan Cruijff in het seizoen 1993/’94 werd kampioen ondanks zes gelijke spelen en maar liefst zeven nederlagen. Dat betekent dat ruim een derde van de competitiewedstrijden destijds niet winnend werd afgesloten. Of anders gezegd: Spaanse ploegen waren voorheen baas in eigen huis. Behalen de groten nu jaarlijks meer dan negentig punten, destijds verzamelde FC Barcelona er 81 (omgerekend naar het driepuntensysteem).

In datzelfde wonderjaar van Cruijff scoorde Barcelona het uitzonderlijk hoge aantal van 91 goals. Spits Romario werd Spaans topscorer met dertig doelpunten. Tot 2009 scoorde een ploeg daarna nooit meer dan 87 goals (het uitzonderlijke jaar 1995/’96 uitgezonderd toen de Primera Division eenmalig met tweeëntwintig in plaats van twintig deelnemers werd gespeeld). Sinds 2009 is er geen jaar voorbij gegaan zonder dat één of meerdere ploegen meer dan honderd competitiedoelpunten maakten. In 2012 scoorden Real Madrid en Barcelona ieder gemiddeld ruim drie treffers per wedstrijd, respectievelijk 121 en 114.

De jongeling staat zelf op de drempel van een stokoud record. In de jaren veertig en vijftig verzamelde de Bask Telmo Zarraonaindia van Athletic de Bilbao 252 goals in de hoogste Spaanse afdeling, een totaal waar hij zeventien jaar op het hoogste niveau voor nodig had. De afgelopen vijfenzestig jaar mochten spelers slechts dromen van dat totaal. Hugo Sanchez kwam tussen 1981 en 1994 bijvoorbeeld tot ‘slechts’ 234 goals in 347 optredens. Raul Gonzalez verzamelde in 550 wedstrijden 228 doelpunten en Alfredo Di Stefano kwam tot een totaal van 227 treffers. Levende legendes als David Villa, Julio Salinas, Carlos Santilana en Samuel Eto’o blijven tientallen goals verwijderd van de score van Messi, die slechts een fractie meer wedstrijden nodig had dan Telmo Zarraonaindia. Allen speelden een veelvoud van het aantal duels dat de Argentijn speelde.

Koopkracht en aantrekkingskracht



Nu rijst natuurlijk de vraag wat deze verschuiving in puntentotaal en doelsaldo te maken heeft met Messi. Inmiddels opgeschoven naar de as van het veld maakte hij in recente jaren tot wel vijftig doelpunten in één jaargang, zelfs in de pioniersjaren van de eredivisie was geen enkele spits in staat zo vaak het net te vinden. Het zijn totalen die niet passen bij grote competities waarin iedereen aan elkaar gewaagd zou moeten zijn. De eerder genoemde Telmo Zarraonaidia kwam bij lange na niet tot vijftig competitiegoals. Het is allemaal te verklaren door het vliegwieleffect dat met het debuut van de kleine Argentijn in werking trad.

Om Barcelona en de aalvlugge rechterspits (in zijn eerste jaren) af te stoppen kon Real Madrid niets anders doen dan flink investeren, gefinancierd door de teruggekeerde voorzitter Florentino Perez en de zijnen. Deed men niets dan zou het overlopen worden. Tegelijkertijd straalde het Tiki-Taka van Messi en co een aantrekkingskracht uit waar iedereen deel van wilde uitmaken. Spelers, geldschieters en andere belanghebbenden dienden zich in rap tempo aan, de club ging zelfs over tot het toestaan van shirtreclame. Eerst nog bij wijze van liefdadigheid door Unicef een plek op de borst te gunnen, later als wandelende reclamezuil voor de nieuwe rijken uit Qatar. Het achtergevoegde woord foundation (stichting) ten spijt. De grootmachten uit Madrid en Barcelona konden in de hoogste versnelling doorgroeien terwijl de rest van Spanje nog steeds in hetzelfde tempo als de voorgaande honderd jaar draaide.

Het verschil in stootkracht tussen de grote twee en de rest is goed aan te tonen aan de hand van een aantal transferzomers en winters. Tegelijk met de opkomst van Messi won een ander fenomeen aan populariteit. Spaanse spelers bleven tot dan toe graag in eigen land. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw besloten Spanjaarden echter massaal dat uitstapjes naar Engeland, Duitsland en Italië best wel eens interessant konden zijn. Het gevolg was dat clubs als Valencia, Athletic, Sevilla en Malaga hun spelers niet alleen kwijtraakten aan Barca en Real maar ook aan Chelsea, Arsenal, Liverpool, Juventus, PSG en AS Monaco. Zoals we inmiddels in Nederland tot de conclusie zijn gekomen dat onze clubs uit onevenwichtige, jonge selecties bestaan begint in Spanje ook langzaam het besef door te dringen dat de elftallen door de koopwoede van de oligarchen van mindere kwaliteit zijn geworden.

Bekijken we de selectie van de Spaanse ploeg in die in 2012 de Europese titel won dan zien we het volgende. Valencia leverde nul spelers. Indirect leverde het echter Raul Albiol (toen Real Madrid, nu Napoli), Juan Mata (toen Chelsea, nu Manchester United), Jordi Alba (Barcelona) en David Silva (Manchester City). Ter vergelijking, naar het EK van 2004 ging Spanje met vijf spelers van kersvers kampioen Valencia in de selectie. Barcelona leverde drie spelers, slechts één selectiespeler verdiende zijn brood buiten de Spaanse landsgrenzen. In 2012 namen zeven Barcelona-spelers op het wedstrijdformulier en verdienden vijf Spanjaarden hun brood buiten het moederland. Voor spelers van de kleintjes was nauwelijks nog plaats. Ditzelfde verhaal is toepasbaar op alle genoemde clubs uit de vorige alinea.

Messi is de koning van een uitgeholde voetbalcompetitie. Zijn club Barcelona is slechts één van de twee teams die erop vooruit zijn gegaan in de afgelopen tien jaar. Samen bezitten ze de grootste talenten van de Spaanse velden van het afgelopen decennium. En zij die niet voor Barcelona of Real Madrid kozen verdwenen in zijn geheel uit La Liga. Hetgeen vijftig goals in een jaargang in een heel ander licht zet. Net als het gemiddelde van meer dan één treffer per wedstrijd in de vijf jaar dat Cristiano Ronaldo nu in Spanje vertoeft.

Spitsenmoord



Hoewel al het bovenstaande Messi in zijn doelpuntenjacht heeft geholpen is hij natuurlijk niet direct verantwoordelijk voor de veranderingen in het financiële voetballandschap. Toch is hem ook persoonlijk wel iets te verwijten. Messi mag FC Barcelona dan veel gebracht hebben, met name in de prijzenkast, de clubkas heeft hij niet bepaald gespekt. De voetbalsport heeft zich in zijn algemeenheid ontwikkeld tot een geldverslindende machine maar FC Barcelona spant daarin toch wel de kroon. Vooral als het gaat om dure spitsen die in het ‘huissysteem’ vermoord worden is de Catalaanse vereniging koploper. David Villa, Samuel Eto’o, Zlatan Ibrahimovic, Cesc Fabregas, Alexis Sanchez: allen kwamen zij voor grote geldbedragen naar Camp Nou, zonder uitzondering verdwenen zij weer zonder een stempel te kunnen drukken.

Het meest schrijnende voorbeeld is Zlatan Ibrahimovic. De Zweed kwam in 2009 voor 46 miljoen euro en de afgedankte Samuel Eto’o over van Internazionale met de intentie vijf jaar te blijven. Theoretisch zou Zlatan dus afgelopen zomer zijn aflopende contract bij Barcelona voor een flink gage verlengd hebben. Helemaal als je je bedenkt dat Zlatan als debutant in zijn eerste vijf wedstrijden het net wist te vinden, een record.

De Zweed deed in zijn biografie uit de doeken waarom hij dan toch na een jaar alweer uit de Catalaanse hoofdstad verdween. Zo omschreef hij trainer Pep Guardiola als een onbereikbare zwakkeling zonder ruggengraat. Over Messi zei hij: “Zij (Messi, Xavi en Iniesta) gedroegen zich als schooljongetjes. Ze deden precies wat ze gezegd werd te doen.” Voor Zlatan barstte de bom toen de club in 2010 door zijn voormalig werkgever Internazionale werd uitgeschakeld in de halve finale van de Champions League. De ‘schooljongetjes’ speelden met elkaar en Zlatan viel erbuiten. Althans in de ogen van de Zweed.  Wie de samenvatting terugkijkt op YouTube terugkijkt ziet dat de spits gelijk heeft. Zlatan sleurt en werkt maar de ballen gaan van Pedro naar Xavi, van Xavi naar Messi en van Messi naar Pique, het clubje lieve jongens.

Zlatan staat niet alleen. Nadat het eerste succeselftal van Barcelona (2003-2006) uit elkaar was gevallen kwam Eto’o steeds vaker op een eiland te staan. Niet zozeer op sportief gebied, hij maakte dertig goals in zijn laatste seizoen, maar wel in de selectie. Deco, Ronaldinho, Ludovic Giuly, Maxi Lopez, Henrik Larson en alle anderen van het team van 2006 waren stuk voor stuk verdwenen uit Camp Nou. De Kameroener was maar wat blij dat Zlatan hem kwam aflossen. Bij Inter floreerde hij en hielp hij de Italianen zelfs aan Champions League winst.

Zelfs jongens die wel in het clubje pasten hadden het zwaar als puntspeler van de Catalanen. Cesc Fabregas bijvoorbeeld, een speler die zo graag terug wilde naar zijn jeugdliefde dat hij zich liet misbruiken als nummer 9. De club van Pep sloot hem maar wat graag opnieuw in de armen. Iemand die niet op die plek hoort hoef je immers ook niet aan te spelen, leek de gedachte. Gedesillusioneerd vertrok Cesc deze zomer naar Chelsea, een club waarvan hij ooit zij dat hij nog liever zou sterven dan er spelen. David Villa hoorde wel thuis in de spits. Hij is immers topscorer aller tijden van de Spaanse nationale ploeg. Zijn doelpuntengemiddelde voor hij naar Catalonië kwam in elf jaar voetbal: 0,53. Zijn gemiddelde in de vier jaar vanaf dat hij naar FC Barcelona trok: 0,45. 0,08 klinkt als een minimaal verschil maar berekend over zijn gehele carrière zou hij dertig of eenendertig goals hebben misgelopen. Tot 2008 zou een totaal van dertig goals genoeg zijn voor de topscorerstitel.

Conclusie



Zoals het verhaal begon moet het ook eindigen. Het staat buiten kijf dat Lionel Messi tot de beste voetballers aller tijden behoort. Zijn daden verdienen alleen enig perspectief. Waren de tijden van Bobby Charlton anders dan die van Alfredo di Stefano en die van Diego Maradona anders dan die van Johan Cruijff; ook die van Messi brengen nieuwe handicaps en mazzeltjes met zich mee.

Het is niet voor niets dat Messi zijn stempel op het interlandvoetbal nog nooit echt heeft kunnen drukken. Geen van de drie wk’s (2006,2010 en 2014) waarin hij zijn opwachting maakte waren echt aan hem besteed. Zijn uitverkiezing tot beste speler in 2014 ten spijt. De reden hiervoor is dezelfde als waarom Nederland op een wereldkampioenschap tot de derde plaats kan reiken. De krachtsverhoudingen zijn totaal anders als een elftal op basis van talent in plaats van op portemonneedikte wordt samengesteld.

Het Barcelona waarin hij kon floreren acteerde in een landschap waarin de verhoudingen totaal zoek zijn geraakt. Dit uit zich niet alleen in het jaarlijkse feestje tussen de 'grote acht' in de Champions League, die uit zich juist nog sterker in La Liga. Messi, nu 27, kan zijn grootsheid slechts op één manier echt definitief bevestigen, door tot dezelfde daden te komen in een ander competitie, in een ander team, in een ander land. Pas dan ook zal La Liga weer een gezonde competitie worden.

1 opmerking:

  1. […] dus, koning van een uitgehold voetballand. Met recht hét Sportpreview-verhaal van afgelopen […]

    BeantwoordenVerwijderen