vrijdag 10 oktober 2014

Vijf Braziliaanse overlopers met meer succes dan Diego Costa

Foto: Carlos Delgado
Het is de arme Diego Costa maar niet gegund. Eerst duurde het al zes jaar voordat zijn clubcarrière eindelijk van de grond kwam. Pas in zijn laatste twee jaar bij Atletico Madrid begon het echt te lopen. Ook bij Chelsea kende hij een vliegende start. Maar zodra hij het furie-rood van de Spaanse nationale ploeg aantrekt gaat er iets gruwelijk mis.

Kon hij zich in de aanloop naar het wk nog verschuilen achter de 'nieuwigheid' en kon hij op datzelfde wereldkampioenschap nog wijzen naar zijn falende ploeggenoten, nu gelden er geen excuses meer. Costa staat nog altijd op nul goals in interlands. Het verwende Spaanse publiek begint zich inmiddels af te vragen waarom bondscoach Del Bosque toch zo nodig die Braziliaan erbij moest hebben. De keuzeheer heeft zijn oogappel al meer dan eens moeten verdedigen in de pers terwijl Costa vrolijk doorgaat met het niet maken van doelpunten.

Nu moet Costa ook nog eens toezien hoe wij bij Sportpreview vijf van zijn 'landgenoten' vonden die wel met succes overstapten naar een nieuw vaderland. Spelers die wel deden waar ze voor aangenomen waren door de koning.


Luis Oliveira, België

Luis Oliveira is de godfather aller import-Brazilianen. Luis Airton Barroso Oliveira, zoals hij volledig heet, nam namelijk al een nieuwe nationaliteit aan ver voordat die stap in de mode raakte onder voetballers. De in Sao Luis, Maranhao geboren aanvaller koos namelijk begin jaren negentig al voor een interlandcarrière als Belg.

Zijn faam als clubspeler verwierf hij vooral in Italië. Na zijn periode bij Anderlecht trok hij namelijk naar de Laars. Bij Cagliari maakte hij in vier seizoenen 42 goals en bij Fiorentina in de drie opvolgende seizoenen nog eens 27. Na een mindere periode terug bij Cagliari en bij Bologna ging hij zich weer beter voelen in de lagere divisies van Italië. De spits bleef zelfs tot zijn eenenveertigste actief als speler tot in de onderste regionen. In 2011, vlak voor hij 42 werd stopte hij ermee.

Oliveira was tussen 1992 en 1999 in goed gezelschap bij de Rode Duivels met onder meer de Kroaat Josip Weber en de Congolese broers Mpenza ook in de gelederen. De aanvaller kwam tot 31 interlands en scoorde daarin zeven goals, onder die interlands waren een aantal wedstrijden op het wereldkampioenschap van 1998 in Frankrijk. Of het aan Luis Oliveira gelegen heeft of niet valt niet te beoordelen maar na zijn pensioen raakte het Belgisch team in een vrije val en kwam het pas in 2014 weer aan de oppervlakte.


Alex, Japan

Net als Luis Oliveira was ook Alessandro Santos er vroeg bij. De middenvelder met de naam Alex op zijn rug was een opvallende verschijning in de Japanse nationale ploeg op het wk van 2002 in eigen land.

De in Maringa, Parana geboren Alex maakte namelijk op dat toernooi zijn debuut voor de Japanners toen hij in de tweede ronde mocht meedoen als invaller tegen Oekraïne. Hoewel Alex niet van bovengemiddelde lengte is, hij meet 1.78, stak hij met kop en schouders boven zijn Aziatische ploeggenoten uit. De Japanners zelf waren daar overigens al aan gewend, Alex begon zijn carrière namelijk vijf jaar eerder al in het land van de rijzende zon. Bovendien was Alex al de derde ex-Braziliaan in Japanse dienst.

De middenvelder kan terugkijken op een prima periode als Japans international. Naast het wk van 2002 speelde hij ook de Confederations Cup van 2003, de Asian Cup in 2004, de Confederations Cup van 2005 en het wk van 2006. Na vier jaar en maar liefst 82 caps hield hij er op zijn negenentwintigste alweer mee op als international. Voetballen doet hij nog altijd, in de Japanse tweede divisie speelt hij voor FC Gifu, een club die in 2001 werd opgericht en wordt gecoacht door Ruy Ramos, de eerste Braziliaanse voetballer die Japanner werd.


Deco, Portugal

Brazilianen in Portugese dienst zijn eerder regel dan uitzondering. Alleen al in recent verleden maakte bijna een heel elftal van oorsprong Zuid-Amerikanen zijn opwachting voor Portugal. Denk bijvoorbeeld aan Pepe en Liedson.

Een Braziliaan die echt zijn stempel op de nationale selectie van de Portugezen drukte luisterde naar de voetbalnaam Deco. Anderson Luis de Souza was zijn geboortenaam en Sao Bernardo do Campo zijn geboorteplaats. In tegenstelling tot andere Braziliaanse Portugezen was Deco geen kind van Portugese voorouders. Toen hij als aanvallende middenvelder zijn club FC Porto in 2003 naar de Uefa Cup en in 2004 naar Champions League winst leidde was het voor bondscoach Luis Felipe Scolari (ook Braziliaan) duidelijk dat Deco de ontbrekende schakel in zijn team was.

Scolari kreeg gelijk. Bij zijn debuut schoot de nummer tien direct de winnende vrije trap tegen Brazilië tegen de touwen in een oefenduel. Met Deco als architect haalde Portugal achtereenvolgens de finale van het Europees kampioenschap van 2004, de halve finale op het wereldkampioenschap van 2006, de kwartfinale in 2008 en de tweede ronde in 2010. Uiteindelijk kwam hij tot 75 caps voor zijn nieuwe vaderland waar hij stopte als international toen hij terugging naar Brazilië om er zijn carrière af te sluiten.


Thiago Motta, Italië

Als kind van Sao Bernardo do Campo trok middenvelder Thiago Silva al als tiener naar Europa om bij Barcelona te spelen. Hij deed dat zo goed dat hij in 2003 zijn debuut als Braziliaans international maakte. Hij kwam bij de Selecao tot twee caps.

Het deed hem dan ook besluiten in 2011 uit te komen voor het land waar zijn voorouders vandaan komen, Italië. Motta speelde inmiddels ook al enige jaren in de laars, eerst bij Genoa daarna bij Internazionale. Met Inter won hij de Champions League in 2010 en na de mislukte wk-zomer van dat jaar mocht hij dan ook aan zijn tweede leven in het interland voetbal beginnen.

Motta heeft inmiddels 23 caps op zijn naam staan. Hij was onderdeel van de ploeg die in 2012 in Polen en Oekraïne opstoomde tot de finale van het Europees kampioenschap. Inmiddels heeft hij afgelopen zomer ook op het wereldkampioenschap gestaan met de Italianen en is de 32-jarige speler van Paris Saint Germain nog altijd beschikbaar.


Marcos Senna, Spanje

Er is nog hoop voor Diego Costa. De opmars van het Spaanse voetbal tussen 2007 en 2014 begon namelijk bij een landgenoot van hem. In meerdere opzichten. Marcos Senna maakte in 2006 zijn debuut en was erbij toen de Spanjaarden prijzen begonnen te pakken.

Senna is geboren als Marcos Antonio Senna da Silva in Sao Paolo in 1977. Na vijf jaar in Brazilië vanuit de lagere regionen te zijn opgeklommen tot clubs als Corinthians en Juventude maakte hij in 2002 de overstap naar Villarreal. Bij die club, tot dan toe een kleine speler in het Spaanse clubvoetbal, groeide hij uit tot de motor op het middenveld. Het bracht de club zelfs in alle uithoeken van Europa aangezien het jaarlijks tot ver in het voorjaar in de Europese bekertoernooien actief bleef. Het hoogtepunt waren de halve finales van de Champions League in 2006.

Senna had inmiddels de Spaanse nationaliteit aangenomen en was onderdeel van de ploeg die in 2006 op het wereldkampioenschap van Duitsland speelde. De toenmalige bondscoach Luis Aragones zag hem dan ook als de oplossing voor alle problemen in de Spaanse ploeg. En hij kreeg gelijk. Met Senna op het middenveld verloren de Spanjaarden niet meer. Het leidde zelfs tot de Europese titel in 2008, het eerste zilverwerk voor Spanje sinds 1964.

Vlak voor het wereldkampioenschap van 2010 begon werd Senna vervangen door de veel jongere Sergio Busquets waarmee zijn interlandloopbaan tot een einde kwam. Senna voetbalt in de Amerikaanse NASL, het één na hoogste niveau, bij de legendarische New York Cosmos.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten