Vol overtuiging koos Ajax vier jaar geleden voor het ‘Plan Cruijff’. Voormalige zelfopgeleide sterren kregen het weer voor het zeggen op De Toekomst, terwijl de machtige Vijfde Colonne met zachte dwang richting de uitgang geduwd werd. En waar men in de jeugdopleiding zo goed en zo kwaad als het kan de denkwijze van de oude meester implementeert, vertoont de rest van de club juist volkomen on-cruijffiaanse trekken. Het gedweep met de zogenaamde ‘grote broer’ FC Barcelona als tenenkrommend symbool daarvan.
Vroeger versus nu
Eerst een korte geschiedenisles, voor hen die denken dat Klaas Jan Huntelaar de beste spits is die Ajax ooit heeft gehad. Voor hen die onder een Ajax-dekbed slapen, maar het woord ‘Ajacied’ consequent verkeerd spellen. Voor hen die het vanzelfsprekend vinden dat je in de ArenA meer mensen met een zachte g hoort dan met authentiek plat Amsterdams.
Ajax was ook ooit gewoon een cluppie uit Amsterdam Oost. Stadsdeel Zuidoost was voorzichtig in ontwikkeling toen een bende langharige schoffies het Nederlandse voetbal, samen met Feyenoord (toen nog met ij), voorgoed op de kaart zette. Ajax was weliswaar al recordkampioen in Nederland, maar in de hoofdstad waren nog genoeg mensen voor rivaal DWS. Dat veranderde gestaag met het verdwijnen van de andere Amsterdamse betaald voetbalclubs en het veroveren van drie Europacups 1 door Johan Cruijff en de zijnen.
Wie nog nooit in de Amsterdam ArenA is geweest zal vermoedelijk dit stuk niet eens onder ogen krijgen. De rest kent het pompeuze sfeertje waarin een doorsnee zondagmiddag of doordeweekse Europacup-avond zich afspeelt. Dronken pubers die banale liederen scanderen in de metro, een compleet geïsoleerde sector genaamd VAK410, waar de mensen negentig minuten lang met bittere ernst doen alsof er Argentijns bloed door hun aderen stroomt en verder overal om je heen supporters. Volk in alle soorten en maten. Opgedirkte blondines in Ajax-trainingspak, groepjes blowende vrienden die elkaar weer de laatste foto’s van hun pasgeboren kindjes showen, verliefde stelletjes, oude opa’tjes (toch stiekem met sigaartje) en zeker de onvermijdelijke zakenlieden. Hoe meer je er om je heen aantreft, hoe belangrijker de betreffende wedstrijd.
Wie die mensen ook mogen zijn, ze hebben één ding gemeen: of liever gezegd hadden, namelijk een groot geldbedrag dat ze zonder blikken of blozen overmaakten naar de AFC Ajax NV om hun seizoenkaart weer met een jaar te kunnen verlengen. Op de oude opa’tjes na weten ze niet wat ze eigenlijk zien. Leuk hoor, Luis Suarez, Wesley Sneijder, Rafael van der Vaart, Christian Eriksen, om maar eens wat niet beroerde spelers op te noemen van de laatste jaren. Maar ooit, in de verre jaren zestig en zeventig, toen zelfs de grootste gek in het gesticht nog niet aan een futuristisch multifunctioneel complex à la de ArenA gedacht had, liep er in de Watergraafsmeer een elftal van een ander kaliber rond. Alleen die voorhoede al. Keizer-Cruijff-Swart. Maar naar verluidt vertoonden ze hun kunsten vaker voor achtduizend man dan voor twintigduizend, toen de maximale capaciteit van stadion De Meer. En die zaten dan ook nog eens in koor te mopperen, want er was nog niemand op het idee gekomen om er een trommel bij te pakken en een vertaling te maken van het repertoire van pakweg Boca Juniors.
Branie
Ajax, dat stond zowel nationaal als internationaal voor bluf. Voor Amsterdamse branie. Geholpen met wat centen van bijvoorbeeld de Joodse vastgoedmagnaat Maup Caransa, maar vooral door de persoonlijkheid van de spelers in het veld die zich weinig aantrokken van rare kwasten als Rinus Michels, Tomislav Ivic en Stefan Kovacs, die als trainers wel de eer mochten opstrijken. De term Totaalvoetbal stamt ook uit die tijd. Geen mens die dat van tevoren bedacht kan hebben. Het ontstond als het ware vanzelf, doordat spelers (stijf als ze soms stonden van de pepmiddelen) voortdurend zelf het initiatief namen om gaten dicht te lopen of ze juist te trekken, geïnspireerd door het kwikzilverachtige spel van Cruijff, die – met of zonder bal – alle kanten uit liep.
Voorspelbaar
En nu zijn we veertig jaar verder. Zijn spelers dik betaalde fullprofs die van kleins af aan zijn opgeleid in een bepaald systeem, door trainers die daarvoor op hun beurt ook een heuse cursus hebben doorlopen. Op hypermoderne trainingscentra zoals De Toekomst is het een komen en gaan van busjes, die de talentvolle kinderen, gewapend met kant en klaar voor ze ingepakte tasjes, keurig ophalen en weer thuisbrengen.
Maar waar in de tijd van, pak ‘m beet, de videoband Ajax nog weleens kon pieken op het allerhoogste niveau in Europa, mag de club tegenwoordig blij zijn als het op een goeie dag een keer van een ongeïnspireerde, al geplaatste tegenstander kan winnen (bij elkaar geraapte Engelse zooitjes niet meegeteld). De derde plaats in de Champions League-poule is tegenwoordig het hoogst haalbare, net als de pakweg twintig miljoen euro die daarmee ieder jaar gepaard gaat.
De vernieuwers van het Plan Cruijff geloven heilig in een – al was het maar incidentele – wederopstanding richting de absolute top. Als club is Ajax echter zo tegenstrijdig als het maar kan. Frank de Boer verricht ieder seizoen met een piepjonge selectie, waarin het boven alles aan eigen initiatief ontbreekt, een bewonderenswaardige prestatie, maar wel op een manier die volledig gespeend is van creativiteit.
Tegenstanders hebben twee opties: voor een punt spelen of proberen te winnen. In het eerste geval blijf je compact en zak je comfortabel in, waarmee je de voorspelbare aanvalspatronen relatief eenvoudig ontwricht. Vooral effectief als Ajax in een morrende en fluitende ArenA speelt. Voor de tweede variant is meer lef nodig, maar vooral ook een goede conditie. Druk zetten en afjagen die handel, met name in thuiswedstrijden, ondersteund door een fanatiek thuisploeg. Feyenoord gaf er onlangs een blauwdruk van, hoewel een bemazzeld Ajax de overwinning uit het vuur sleepte. Kan gebeuren.
De heiligverklaring van De Verlosser
En dan de supporters. Daar is helemaal iets merkwaardigs aan de hand. Amsterdammers, met hun bekende grote mond, hebben altijd wel een goede reden om te kankeren. Voor de gemiddelde dosis gezond cynisme is normaal gesproken niets of niemand veilig. Behalve Cruijff dan. De man aan wie honderdduizenden fans zich wanhopig vastklampen. Gaat Johan iets doen? Wat vindt Johan ervan? Komt Johan nog? De toekomst van de ooit zo zelfbewuste vereniging ligt volledig in zijn handen en die van zijn trouwe discipelen. Het leger jaknikkers om JC heen neemt af en toe enge vormen aan, terwijl ze ook nauwelijks verschillen van het door hen verafschuwde old boys network van onder anderen oud-voorzitter Uri Coronel. Onder aanvoering van zijn huisjournalisten Frits Barend, Jaap de Groot en Johan Derksen, die als devote monniken waken over elk woord dat door de maestro wordt uitgesproken, is in zeer brede kring elk woord van Cruijff simpelweg wet.
Maar waar de voetballogica van het cruijffiaanse gedachtegoed steevast voortkwam uit denken buiten het vaste stramien, is nu het omgekeerde het geval. Het ‘4-3-3 met de punt naar achteren’ is volledig heilig verklaard. Alle jeugdteams worden samengeperst in dit keurslijf, dat per positie talloze specifieke eisen stelt. Ook al wordt er geclaimd dat er in dat opzicht iets is veranderd, veel is daar nog niet van te merken. Al helemaal niet bij het eerste elftal, waarvan Cruijff misschien terecht stelt dat het allemaal nog wat tijd nodig heeft voordat de resultaten van de nieuwe aanpak ook daar zichtbaar zullen zijn.
Hoewel? Cruijff doet het voor Ajax natuurlijk allemaal onbezoldigd. In tegenstelling tot de directeuren Marc Overmars, Michael Kinsbergen en Edwin van der Sar, net als de Technisch Hart-leden Dennis Bergkamp en Wim Jonk, die jaarlijks inclusief bonussen een slordige drie miljoen mogen verdelen met elkaar en hoofdtrainer Frank de Boer, geeft de Nummer 14 zijn adviezen allemaal gratis. Zijn Plan Cruijff gaat echter als een exportproduct de hele wereld over, met zijn schoonzoon Todd Beane als de voornaamste vertegenwoordiger. Beane laat tijdens presentaties ook nooit het belangrijkste unique selling point achterwege: vier kampioenschappen op rij van het vlaggenschip van de club, behaald dankzij de specifieke aanpak van zijn schoonvader.
Barça
En dan is er nog het gedweep met FC Barcelona. De grootmacht die natuurlijk aardig wat te danken heeft aan mensen met een Ajax-verleden, maar toch ook wel aan mensen zonder. Ajax, dat qua marktwaarde, begroting en spelersbudget ongeveer een tiende is van de Catalaanse grootmacht, huurde de laatste jaren al zonder veel succes Isaac Cuenca en Bojan Krkic, die bij Barça allang op het tweede plan waren beland.
Daarnaast probeert Ajax opzichtig het geroemde ‘tiki-taka’ te imiteren, al ontbreekt daarvoor het basisniveau en is bovendien de personele invulling van de positief daarvoor allesbehalve geschikt. Verder smijt Barcelona ordinair met geld. Is het niet om spelers te kopen, dan wel om eigen kweek te allen tijde te kunnen behouden. Terwijl het voor Nederlandse begrippen ook rijke Ajax de zogeheten grote broer braaf kopieert in het aantrekken van buitenlandse talenten, zogenaamd om het gat in de opleiding te vullen, maar verder voorlopig weinig uitricht. Om over een duidelijk lijn in het aankoopbeleid maar te zwijgen. Ook dat is weer een overeenkomst met Barça.
De heiligverklaring van de Spaanse topclub is het ultieme symbool van de teloorgang van Ajax als zichzelf respecterend instituut. Vanwege de vele dwarsverbanden die er zijn is het logisch dat beide clubs een vorm van verwantschap met elkaar hebben, maar het is niet bepaald des Ajax’ om je bij voorbaat neer te leggen bij de superioriteit van een andere ploeg. Om over cruijffiaans maar te zwijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten