Wat zich momenteel in het hockey en het voetbal lijkt te voltrekken is in de tennissport al enkele jaren het geval: België is beter dan Nederland. Domineerden eerst de tennismeisjes bij onze Zuiderburen, recentelijk maakt juist een man de banen onveilig voor tegenstanders. Wat kan Nederland leren van de Belgen?
De jongste troefkaart van het Belgisch tennis heet David Goffin. De drieëntwintigjarige rechtshander is aan een opmerkelijke opmars bezig. Na een goed debuutjaar in 2012 noteerde hij vorig seizoen op alle ondergronden een negatief winstsaldo. Hij verloor dus vaker dan hij won. Hij begon dit jaar pas laat aan het seizoen omdat een beenblessure hem aan de kant hield. In de tweede helft van 2014 heeft hij zichzelf herontdekt en opeens kan hij op alle ondergronden behalve gras (waar hij een mooie 0 uit het vuur sleept) een plusje noteren, hij is dit seizoen vele malen vaker als winnaar van de baan gestapt dan als verliezer. In Basel stond hij afgelopen zondag in de finale tegenover Roger Federer, de grootste tennisser aller tijden. Dat hij niet tegen Fed-express was opgewassen is hem vergeven (6-2, 6-2). Hij won 43 van zijn laatste 46 wedstrijden en is sinds gisteren al de op één na beste Belgisch tennisser aller tijden. Goffin kan nog voor de jaarwisseling de nummer één Belg van de troon stoten.
Goffin is geen uitzondering, denk maar aan Xavier Malisse (sinds 2002 tennistsaar van België), Kim Clijsters en Justine Henin. Belgen lijken sinds de eeuwwisseling vaker te slagen dan te falen wanneer zij voor een leven als tennisprof kiezen. Vorige week stond de twintigjarige An-Sofie Mestach al in haar tweede ITF-finale terwijl ook Yannick Mertens de halve finale haalde bij een mannentoernooi. Het duo lijkt dus alweer het volgende koppel talenten in de rij.
Algehele Nederlandse malaise
Zo goed als het bij de Belgen gaat, zo slecht gaat het bij de Nederlanders. Sinds Sjeng Schalken in april 2003 op een haar na de top 10 van de mondiale ranking miste mogen we slechts nog dromen van de successen van de gouden generatie uit de jaren negentig. Schalken was lange tijd de enige speler op aarde die op alle continenten een toernooi wist te winnen. Richard Krajicek was de koning van Londen na zijn winst op Wimbledon in 1996. Zijn bijnaam luidde King Richard. Dubbelduo Paul Haarhuis en Jacco Eltingh was onklopbaar in twee tegen twee ontmoetingen overal ter wereld. En dan waren er nog de vreemde eenden in de bijt zoals Martin Verkerk en zijn finaleplaats op het grandslamtoernooi van Roland Garros in 2003.
Sindsdien is er een generatie opgestaan die bij hoge uitzondering kleine resultaten boekt. Thiemo de Bakker was nummer één van de wereldranking bij de junioren maar op een korte bloeiperiode in de challengertoernooien (het vierde niveau van het professionele tennis) na presteerde hij als senior eigenlijk niets. Generatiegenoten Igor Sijsling en Jesse Huta Galung kunnen ook niet meekomen. Slechts Robin Haase weet een aantal keer per seizoen verder dan de tweede ronde te komen op ATP-toernooien. Nog altijd geen schim van wat zijn voorgangers presteerden. Het Nederlands tennis zit in een dal met steile wanden aan alle kanten, het lijkt er niet uit te kunnen klimmen. Ook het Nederlands vrouwentennis kan zich al meer dan een decennium niet meten met de bovenste vijftig vrouwen van de wereld.
Belgische werkwijze bestuderen
Hoe komt het dat de Belgen floreren en Nederlanders het niveau niet kunnen halen? Op het eerste gezicht lijkt het Belgische tennis, dat verdeeld is in twee bonden, een Vlaamse en een Franse bond, al op achterstand te beginnen. Toch hebben de Belgen een duidelijker doel geformuleerd dan de Nederlanders. We kijken in dit geval naar de omschrijving van de opleidingsvisie zoals die bij het Vlaamse deel van de bond in de boeken staat. Overigens komt David Goffin uit de Waalse school.
De basis van het opleidingssysteem lijkt ook op de Nederlandse manier zoals de auteur die kent uit zijn eigen loopbaan als jeugdspeler. Niet dat hij enig talent had maar jongeren om hem heen hadden dit wel, zij gingen naar 'regiotraining' of naar 'de bond' zoals dat in jaren negentig werd genoemd. Belgische jongetjes en meisjes van 3 tot 10 jaar die opvallen op hun club mogen om het half jaar een dag trainen met regio- en leeftijdsgenoten die bij andere clubs hetzelfde deden, opvallen. Drie jaar is hierbij overigens extreem jong. Zij die vervolgens weer opvallen op de halfjaarlijkse trainingsdagen worden voor een volgende driedaagse trainingsstage uitgenodigd. Opvallend is dat de persoonlijke coach, die Belgische tennistalentjes van 3 tot 10 jaar dan al hebben, van de bond een trainingsschema voorgeschoteld krijgt na afloop van de trainingsstage. Uiteindelijk blijven de allersterkste kinderen jonger dan 10 jaar over, zij zullen onder de beschermende vleugels van de bond worden genomen.
Visie op de jeugd
Onder het kopje visie van de Belgische bond valt te lezen:
De visie voor "KDT" is het vormen van tennisatleten in al zijn facetten.
Dit betekent:
Het detecteren van talent;
Het ontplooien van zijn/haar atletenpersoonlijkheid;
Het optimaal ontwikkelen van zijn/haar algemene en specifieke motorische vaardigheden;
Om dit te bereiken staan volgende drijfveren centraal:
Gediplomeerde (minimaal Trainer B) en sterk gemotiveerde jeugdtrainers laten werken met geselecteerde talenten;
Het ontwikkelen van een sterke winnaarsmentaliteit in een gezonde leeromgeving die jongeren stimuleert om op de weg naar het toptennis te komen en te blijven;
Het optimaal technisch en praktisch ondersteunen en adviseren van alle betrokkenen op de meest toegankelijke manier.
Hoe jong de talentjes ook zijn, zij met de grootste mentale hardheid zijn al vroeg gescheiden van de, misschien, niet minder talentvolle maar wel minder gemotiveerde of wilskrachtige leeftijdsgenootjes. Dat klinkt hard omdat de kinderen zo jong zijn, maar het is wel exact datgene waarover vaderlandse experts vaak klagen in de Nederlandse structuur. Nederland brengt geen 'ettertjes' meer voort op sportgebied. Mentaliteit en psychologie zijn volgens kenners vaak niet de sterkste kanten van de Nederlandse tennisser.
Als onze kleine Zuiderbuurtjes al het voorgaande overleefd hebben, ze zijn dan nog altijd maar elf of twaalf jaar oud, beginnen zij al aan Europees toptennis. Dit moet uiteindelijk leiden naar een profleven dat rond de leeftijd van 18 jaar begint.
Nederland Breedtesportland
In een in juni verschenen rapport van de Nederlandse bond KNLTB, hier te lezen, blijkt dat de vaderlandse tennisfederatie andere doelen heeft. Hierin staan een aantal doelstellingen te lezen. Na vijf breedtesport doelstellingen staat als zesde punt te lezen: "dat het Nederlandse tennis zowel qua breedtesport als qua topsport tot de top 10 tennislanden in de wereld behoort (en dus aansluit bij de door NOC*NSF geformuleerde ambitie)". Let hierbij ook op de nuance, eerst breedtesport, dan topsport. Je kunt dit een alfabetkwestie noemen, je kunt het ook een kwestie van volgorde van belangrijkheid noemen.
Een alinea verder staat in het rapport paragraaf 3.3 met de kop prestatiecultuur. In deze paragraaf wordt beschreven dat de KNLTB prestaties zeer hoog in achting heeft en dat dit binnen alle geledingen van de bond moet gelden. Er staat alleen nergens omschreven hoe deze prestatiecultuur eruit moet zien. Dit zal telkens in de jaarplannen omschreven gaan worden de komende zes jaar. Wel staan de pagina's vol met communicatiekreten.
De knulligheid van het rapport wordt pas echt duidelijk als op pagina 9 het tussenkopje Vier Sleutelwoorden verschijnt.
Vier sleutelwoorden
Vier sleutelwoorden zijn de komende jaren leidend voor ons gedrag en ons handelen, dit zijn:
1. Van buiten naar binnen (kijken en denken),
2. De lat moet hoger,
3. Eenheid van beleid
4. Samenwerken en teamvorming.
De vier woorden blijken er zeventien te zijn. Het rapport staat vol met kreten over wat 'misschien zou moeten kunnen gebeuren en veranderen'.
Hoe de talenten worden geïdentificeerd staat nergens op de website duidelijk omschreven. Het stimuleren van de breedtesport en de manieren waarop dit gedaan wordt staat daarentegen ten overvloede geschreven op de bondswebsite. Waar de Vlamingen zich met volle overgave op het in stand houden van de succesformule storten blijft de Nederlandse bond benadrukken er voor iedereen te zijn.
Winnen of leuk meedoen
Waar onze Zuiderburen zich zeer duidelijk richten op het vinden, ontwikkelen en kant-en-klaar afleveren van tennistalent, wil de KNLTB vooral zijn ledental hoog houden. Hoe plezieriger het is, hoe meer mensen zullen blijven lijkt het devies.
Het is veel Nederlandse sportliefhebbers een doorn in het oog dat we geen rol van betekenis meer spelen in prestigieuze sporten als tennis. De ergernis dat ons voormalige uitlachland België, het non-prestatieland bij uitstek van de jaren negentig en het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw, nu wel kan aanhaken is zo mogelijk nog groter. Nederland heeft veel sportkennis gedeeld met de kleine landen tijdens de hoogtijdagen. Coaches en bondsdirecteuren vlogen de wereld over. Er werden zelfs crossovers gemaakt tussen verschillende sporten. Nu is het tijd om de rol van student aan te nemen. Te beginnen met een college bij de Vlaamse tennisbond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten