Vorige maand werd San Francisco Giants kampioen van de MLB Major League. Deze hoogste afdeling van het Amerikaanse honkbal kun je vergelijken met de UEFA Champions League. Na een volledige competitie, dat kan de National League of de American League zijn, blijven tien teams van de dertig startende ploegen over, vijf uit iedere league. Na een knock-out serie van play-off wedstrijden blijven de twee beste teams over die de finale spelen om de kampioen te bepalen. Vorige maand was dat dus Giants, voor de derde keer in vijf jaar. De ploeg die door de jaren heen het vaakst als winnaar van het veld stapte is New York Yankees. Zoals Real Madrid met tien Europa Cup en Champions League-zeges de ultieme kampioen van Europa is, is New York Yankees met zevenentwintig titels veruit de grootste honkbalkampioen van de Verenigde Staten.
Daar houdt de vergelijking echter niet op. Beide clubs staan wereldwijd bekend om hun commerciële waarde en bijbehorende koopkracht en worden erom gehaat. New York Yankees heet niet alleen The Bronx Bombers maar ook, bij tegenstanders, The Big Evil. De dure aankopen van Real Madrid zijn alleen Galacticos voor medestanders, zij die niets op hebben met de ploeg verwijzen liever naar Los Mercenarios, de huurlingen. Want, in tegenstelling tot wat men denkt, al in de jaren vijftig kocht Real Madrid zijn team bijeen. De eerste Europa Cup werd bijvoorbeeld gewonnen met de Argentijnen Alfredo Di Stefano en Hector Rial in de spits. Buiten Jose Maria Zarraga en Ramon Marsal Ribo bestond het hele team in 1956 zelfs uit 'aankopen'. De sterspeler van mede-finalist Stade Reims, Raymond Kopa, speelde het volgende seizoen ook in Madrid.
In New York verloopt die ontwikkeling langzamer. Hoewel de basis ooit aan het begin van de twintigste eeuw werd gelegd met wat door velen nog altijd de meest schokkende transfer ooit wordt genoemd. Yankees is namelijk slechts een lokaal clubje totdat Babe Ruth uit Boston wordt weggelokt. The Babe blijkt de Maradona van het honkbal en tilt eigenhandig Yankees naar de top. Ruth, gekomen in 1920, is echter lange tijd de enige aankoop. De sterkhouders van New York Yankees in 1956, waarin naast Real Madrid ook zij kampioen worden, luisteren naar namen als Whitey Ford, Yogi Berra, Billy Martin, Hank Bauer, Mickey Mantle, Phil Rizzuto en Bill 'Moose' Skowron. Allen spelers die als jeugdig talent gescout werden door Yankees zelf. Ze komen weliswaar uit heel Amerika maar toch is Yankees hun eerste echte club. Pas later ontwikkelt de ploeg in de befaamde pinstripe zich tot koopclub.
Elvis Andrus en Yoan Moncada
Teug naar het heden. Europa houdt zich in de zomermaanden bezig met slechts één vraag: Wie wordt de nieuwe Galactico? De Verenigde Staten stelt zich in de winterperiode een vergelijkbare vraag: Wie wordt de nieuwe Bronx Bomber? De transferperiode van het honkbal loopt van begin november tot eind maart en wordt slechts kort geopend halverwege het lopende jaar. De Major League kent namelijk een winterstop in plaats van een zomerstop. Vorig jaar werden in één transferperiode de Japanse superster Masahiro Tanaka, de grote held van de aartsrivaal, Boston Red Sox, Jacoby Ellsbury en een oude meester van een andere topclub, St. Louis Cardinals, Carlos Beltran voor een half miljard dollar ($500.000.000) aan zich gebonden. Een zelfde winter maakte de club in 2009, 2008, 2004 en 2002 mee. Die vier winters leidden tot één schamele titel in 2009.
De recordkampioen is het winnen verleerd. Het lijkt er daarom op dat de koopwoede die het tussen 2002 en 2009 tentoonspreidde opnieuw het medicijn moet zijn. Want, zo klinken de geruchten, de portemonnee is gevuld en alles moet op. De belangrijkste geruchten op dit moment zijn die van Elvis Andrus en Yoan Moncada. Te beginnen met die laatste. De jonge Cubaan (Moncada is pas 19) is een amateurspeler zoals men dat in Amerika noemt. Op dit moment is hij aan geen enkele organisatie of universiteit gebonden. Om hem binnen te halen is daarom volgens de regels van de MLB slechts beperkt salaris inzetbaar, enkele tonnen dollars. Om de grote belofte aan zich te binden is echter veel meer nodig. De clubs moeten daarom inventief zijn met het bonussysteem. En dat zijn ze. Prijzengeld tot wel veertig miljoen dollar wordt genoemd. En dan te bedenken dat de opgelegde 'Luxury Tax', een soort strafbelasting, dat bedrag anderhalf tot twee keer zo hoog kan maken. De negentienjarige kost straks dus misschien wel tachtig miljoen dollar.
Perez en de Steinbrenners
De kwade genia achter achter beide ploegen zijn de voorzitters/eigenaren. Ook hier zijn vele overeenkomsten te vinden. Real Madrid voorzitter Florentino Perez groeide op in de jaren vijftig. Als klein jongetje zag hij 'zijn' Real aan de hand van Di Stefano, Gento, Puskas en Kopa jaar in, jaar uit Spanje en Europa domineren. Nadat die glorieperiode begin jaren zestig tot een halt kwam nam de jonge Florentino zich iets voor: 'ooit zal ik Madrid weer een thuis voor de grote sterren maken.´
Als Perez aantreedt voor zijn eerste periode als president van de club belooft hij jaarlijks een wereldster naar Estadio Santiago Bernabeu te halen. Madrid heeft net Champions League-zeges nummer zeven, acht en negen toegevoegd aan de prijzenkast en Perez denkt snel zijn helden in het wit weer daar waar ze horen te hebben. Het loopt echter anders. De net in ere herstelde dynastie stort ineen door een overschot aan grote ego's die allen op 'nummer 10' willen spelen. In plaats van een reeks aan Europese successen volgt een periode van totale droogte, zelfs in Spanje wordt nauwelijks nog een prijs gepakt.
Het doet denken aan het plan van George Steinbrenner (inmiddels opgevolgd door zoon Hal). Steinbrenner ziet als twintiger in de jaren vijftig de New Yorkse teams, naast Yankees toen ook nog Dodgers en Giants, jaar na jaar de World Series domineren. Zijn favoriete team Yankees is van het drietal veruit de meest succesvolle. Spelers als Mickey Mantle, Roger Maris en Joe DiMaggio zijn de idolen. Als de club begin jaren zestig in handen komt van televisiemaatschappij CBS stort de dynastie ineen. Een periode van dertien titels in twintig jaar wordt gevolgd door een reeks van droogte over een periode van vijftien jaar. Steinbrenner neemt in 1977 de club over met de vastbeslotenheid om van Yankees weer de grootste te maken. Wanneer de club in zijn eerste twee jaren als preses met enig fortuin ook nog de titel in de wacht sleept lijkt hij te slagen. Totdat in 1979 al blijkt dat het team helemaal niet zo goed is.
Spendingspree
De voorzitters weten wel hoe ze de problemen op moeten lossen: kopen, kopen, kopen! Steinbrenner weet eind jaren tachtig al dat zijn club elke concurrent op de transfermarkt aankan. Yankees is immers de club met de grootste naamsbekendheid wereldwijd, daarmee verkoopt het ook de meeste petjes en shirtjes. Toch zijn het juist vier jongens uit het eigen farm system die de club terug naar het hoogste podium brengen. De core four bestaat uit Mariano Rivera, Andy Pettitte, Jorge Poseda, en vooral Derek Jeter. Op de schouders van het viertal wordt een nieuwe dynastie gebouwd die Yankees vier titels in vijf jaar opleveren tussen 1996 en 2000.
Tegelijk met de terugkeer van Real Madrid aan de top staat dus ook het honkbal evenbeeld weer op de hoogste treden. Ook maken zij gelijktijdig dezelfde fout. Waar teams met voornamelijk eigen kweek de clubs weer op niveau brachten willen de voorzitters instant succes door gearriveerde namen voor grote sommen binnen te halen. Heten ze in Madrid Figo, Zidane en Beckham, in New York tekenen bijvoorbeeld Alex 'A-Rod' Rodriguez en CC Sabathia voor astronomische bedragen bij de recordkampioen.
Het zal dan ook niet verbazen dat zowel in Europa als in Amerika de regerende kampioenen van hun sokkel vallen. Het probleem? De aankopen blijken geen team te vormen zoals de eigen junioren dat deden. Het kost Florentino Perez zelfs de kop bij de eerstvolgende verkiezingen van Real Madrid. Perez moet toezien hoe Ramon Calderon zijn werk in recordtempo ongedaan probeert te maken. George Steinbrenner heeft daar weinig last van. Als eigenaar van de club heeft hij immers niet met presidentsverkiezingen te maken. Hij blijft ferm in het zadel tot zijn overlijden aan een hartaanval in de zomer van 2010.
Terugkeer van Perez
Het is precies dat verschil tussen Yankees en Madrid wat beslissend is voor de huidige situatie. Waar Perez zijn plannen moest bijstellen konden de Steinbrenners ongestraft doorgaan met het falende beleid. Ze konden het zelfs intensiveren. De uitgaven van een half miljard in de winter van '13/'14 lijken een voorbode voor wat komen gaat. Zo is na het pensioen van Derek Jeter en de lange dopingschorsing van Alex Rodriguez met spoed een nieuwe korte stop van formaat nodig. En dus wordt de portemonnee getrokken om de peperdure Elvis Andrus, die vorig seizoen nog een contractverlenging ter waarde van $120 miljoen bij zijn club Texas Rangers ondertekende, naar Yankee Stadium te lokken. Dat de dertigers Jeter en Rodriguez niet het eeuwige leven hadden kon men op de burelen van Yankees destijds ook al weten, hetgeen betekent dat Andrus minder dan een jaar geleden voor een schijntje naar New York kon worden gelokt. Destijds ging men echter liever voor de peperdure centerfielder Jacoby Ellsbury van eeuwige rivaal Boston Red Sox.
In Madrid doet men dat anders. Perez heeft geleerd van de blinde koopwoede. Zo gaf hij zelf toe tijdens zijn verkiezingscampagne van 2009, drie jaar na zijn verlies tegen Calderon. Het Galactico-beleid werd omgevormd door een beleid van 'Zidanes y Pavones' of wel, niet alleen de grote sterren maar ook de harde werkers. Naast Özil ook Khedira. Niet alleen Bale maar ook Isco en Illara. En wenst de voorzitter een nieuw wereldster voor zijn eigen vermaak, dan gaat eerst een oude voor een goede prijs de deur uit. Zo verdwenen de afgelopen twee seizoenen Mesut Özil en Angel di Maria naar de Engelse Premier League zodat er ruimte ontstond voor Gareth Bale en James Rodriguez. Het resulteerde in de felbegeerde Decima. Tien Champions league trofeeën in de prijzenkast.
In New York wil men maar al te graag een zelfde prestatie neerzetten. In 2009 werd de zevenentwintigste titel bijgeschreven. Hal Steinbrenner, die inmiddels zijn vader is opgevolgd als clubeigenaar, zal niet rusten voor hij de dertig heeft bereikt. Al heeft hij zijn les, na de half miljard dollar werd Yankees slechts dertiende in de Major League in 2014, voorlopig nog niet geleerd. Naast Andrus en Moncada worden ook namen van supersterren als Pablo Sandoval (van kampioen Giants) en Yasmany Tomas ook op de lijst. Of het team erbij gebaat is doet niet ter zake. Dat er korte stops op de markt zijn met een vergelijkbare staat van dienst maar een veel lagere prijs dan Andrus gaat ook aan Steinbrenner voorbij.
Uiteindelijk zijn zowel Perez als de Steinbrenners zakenmannen. De wereldsterren genereren verkopen. Niet alleen van toegangskaarten maar ook, vooral, van merchandise. Perez verdiende de transfersom van James Rodriguez, zo'n €75 miljoen euro, in twee weken tijd terug alleen al door de verkochte shirts met de naam van de Colombiaan op de rug. Zo werkt het ook in New York, zolang de Ellsbury's, Andrussen en Tanaka's naar de Big Apple komen is de levenslijn van de club gegarandeerd, met of zonder prijzen.
Steinbrenner heeft zelfs besloten zich op de voetbalwereld te storten met zijn Yankees. New York City FC, de club die onder anderen David Villa en Frank Lampard naar Amerika lokte, is voor de helft van Yankees. Voor de andere helft zocht Steinbrenner een grote Europese club. Het was zijn kans zijn Europese evenknie aan zich te binden. Maar het werd Manchester City.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten