Foto: Sven Nys tijdens de GP Rouwmoer in Essen, 20 december 2014, Wouter Pennings
Beste Lionel,
Mijn televisie kleurt op de eerste dag van het nieuwe jaar nooit wit. De idiote gewoonte van de Nederlandse Omroep Stichting om slechts één keer per jaar het edele schansspringen prominent op de buis te brengen, puur omdat het traditie is, gaat er bij mij niet in. Daarbij: mijn nieuwjaarsdag is niet compleet als mijn tv-scherm niet onder de spetters zit. Verse spatjes veldrijmodder, brokken blubber uit de zompige klei van Baal.
In het bos bij dat Zuiderkempense dorp wordt namelijk, sinds het begin van dit millennium, een andere prachtige nieuwjaarstraditie beleden. De Grote Prijs Sven Nys, meetellende voor de Bpost Bank Trofee en vernoemd naar de keizer van de cyclocross himself. Het doet nu nog wat protserig aan, omdat de levende legende nog actief is en bovendien twaalf van de zestien edities ook wist te winnen, maar de legende zal gigantische proporties aannemen als zijn afscheid eenmaal een feit is.
Zover is het nog niet, maar kunnen we ondertussen vaststellen dat het einde van het tijdperk-Nys wel stilaan in zicht is? De Belgisch kampioen rijdt al de hele winter geen fatsoenlijke deuk in een pak boter – laat staan naar zijn eigen maatstaven – en dat hij donderdag op eigen geboortegrond wat verbetering toonde zegt mij niet zoveel. De Eddy Merckx van het veldrijden kan zich misschien nog meten met de Tom Meeusens van deze wereld. Het volk dat hij in normale vorm altijd zo snel mogelijk van zich afschudde.
Maar Nys komt niet in de buurt van de nieuwe koning. Wout van Aert, twintig pas, die in zijn debuutseizoen bij de profs – dat hij soms nota bene nog met de beloften meerijdt maakt het des te opvallender – een nieuwe standaard stelt. Waar hij start, wint hij de laatste weken. Zeker als de ondergrond drassig is. Modderig drijfzand, daar weet de jonge snaak uit Herentals wel raad mee. Soepel manoeuvreert België’s nieuwste raspaardje zich door het onbegaanbare terrein, met een vastberadenheid die a-Belgisch aandoet.
Want wij mogen graag de draak steken met ze. Onze Vlaamsche vrienden, net als wij Nederlanders uitblinkers in sporten die bijna exclusief van ons zijn. Waar onze staatsomroep de tv-camera’s tot diep in het Verre Oosten onophoudelijk laat snorren als er in een lege Koreaanse schaatshal een onbeduidend ritje wordt verreden tussen de zoveelste onbekende Chinees en een net zo weinig fameuze Oezbeek, ontlenen de Belgen (althans, het gedeelte dat wij kunnen verstaan) hun nationale geluk aan dat winterse geploeter door die modder.
Het is de ultieme vermenging van kneuterigheid met serieus professionalisme. Terwijl de massaal toegestroomde toeschouwers achter een dun lintje staan te blauwbekken op hun kaplaarzen, met een plastic beker Primus-bier in de hand, verslijten de heren coureurs in amper een uur tijd liefst drie state-of-the-art fietsen per persoon. De prijzengelden lopen opgeteld in de tonnen, terwijl de fleurige tenues worden gesierd door opdrukken als Sunweb-Napoleon Games en Vastgoedservice-Golden Palace. Big Business in de smurrie.
Het meest aantrekkelijke aspect is echter de zweem van treurnis die er over de sport hangt. De Belgen verstaan als geen ander de kunst van het lijden en het zich onderdompelen in zelfmedelijden. Iedereen die niet als eerste over de meet komt, mankeert wel iets. En als die categorie renners toch eens wint, dan komt het ook altijd wel ergens door. ’Ah ja, vandaag zat het eindelijk eens niet tegen.’
De door de verslaggevers ter plaatse gebezigde terminologie doet dan de rest: ‘Maar hij gaat daar dan wat sukkelen…’. Dat wordt dan door de persoon in kwestie na afloop wel geduid: ’Awel, ik heb geprobeerd van een goeie uitslag te rijden, maar een lekke band/afgelopen ketting/manoeuvre van degene voor mij/harde schreeuw uit het publiek/plotselinge windvlaag/overstekende eekhoorn/spetter modder op m’n bril was er dan toch van het goede teveel’.
Juist de Kannibaal uit Baal, geboren winnaar van het speciale soort, doet en deed nooit mee aan dit collectieve excuusjesfestival. Nys erkent zijn meerdere in zijn waardige opvolger Van Aert, die de tegenstanders van de gevallen veelvraat geen enkele kans geeft om te profiteren van diens – al dan niet definitieve – inzinking. Het is een mooi beeld. Juist bij tegenslag toont Nys zich een groot kampioen.
Ik wens je een opperbest eerste weekend van 2015.
Groet,
Wouter
Geen opmerkingen:
Een reactie posten