Mensen die 35 jaar of korter op de aarde rondlopen weten niet beter. De Formule 1 is Bernie Ecclestone, Bernie Ecclestone is de Formule 1. De Brit is de grote man achter de koningsklasse van de autosport. Ecclestone heeft een deel van de aandelen in handen en is bovendien de man die al sinds het begin van de jaren zeventig de dagelijkse leiding over het circus voert. Zelfs Sepp Blatter is nog maar een beginneling vergeleken bij Ecclestone.
Commercieel plafond
Ecclestone wordt alom geprezen als de man die van Formule 1 een miljardenbusiness wist te maken. Zijn strijdplan begon ooit bij het recht van de teams om de verkopen van de televisierechten te bepalen. Wetende dat de bedrijven van de Brit zelf jaarlijks een ongeveer een kwart van de inkomsten opstreken en Ecclestone inmiddels een geschat vermogen van vier miljard dollar (ongeveer 3,6 miljard Euro) bezit kan men ervan uitgaan dat Ecclestone tientallen miljarden voor alle betrokkenen heeft verdiend. En nu is de koek op.
Tenminste, Bernie kan geen koeken meer bakken zonder hulp van buitenaf. Koren op de molen van Stephen Ross, de 75-jarige eigenaar van het NFL-team Miami Dolphins en mogelijk mede-eigenaar van het nieuwe MLS-team dat een andere Brit, David Beckham, aan het opzetten is. En als we het dan toch over voetbal hebben, de Qatarse rijken die Paris St. Germain in handen hebben zien ook wel iets in een overname van de Formule 1 samen met Ross. Zeven tot acht miljard moet genoeg zijn, zo schatten de accountants voorzichtig in.
China, Amerika en Qatar
De sport mag dan een gigantisch succes zijn wereldwijd, drie grote markten willen maar niet van de grond komen. Naast de thuislanden van de mogelijke investeerders, Qatar en de Verenigde Staten, denken velen dat ook in China nog pakhuizen met geld van Dagobert Duck-achtige proporties zijn te vinden. Zowel in China, Shanghai, als in Amerika, Austin, mag dan geracet worden, landen van dergelijke uitgestrektheid worden niet bediend met één schamele Grand Prix per seizoen.
Amerikanen blijken bovendien veel meer naar, wat zij noemen, open wheel racing te snakken dan tot nu toe werd aangenomen. De Amerikaanse variant hierop, Indycar, heeft het in de afgelopen twee decennia moeten afleggen tegen het stockcarkampioenschap van NASCAR. Dit tot ontsteltenis van de 'echte' racefans van het land die meer willen zien dan de eindeloze tochten over de ovalen van het land. Het is niet voor niets dat het vooraanstaande HAAS Racing zich vanaf komend seizoen voor het eerst met een compleet Amerikaans team op de startgrid van de Formule 1 meldt.
Saai en inspiratieloos
De Formule 1 zit als geheel ook al enige tijd in de bekende hoek waar de klappen vallen. Zo bleek de toetreding van vijf nieuwe teams in recente jaren uit te draaien op een debacle, vier teams zijn inmiddels alweer verdwenen en het vijfde team () lijkt uitsluitend als gridvulling te dienen. Zelfs de Internationale Autosport Federatie (FIA) drong eind mei aan op versoepeling van de toetredingsregels en dus meer teams in 2016 en 2017. Inmiddels doen naast de toetreding van HAAS ook geruchten de ronde over Britse en Roemeense nieuwkomers in de komende jaren.
Een ander probleem waarmee de sport kampt is de eindeloze reeks van overmacht door één team of coureur. Wie kijkt naar de lijst van kampioenen ziet dat sinds 2000 de diversiteit flink is afgenomen. Tussen 1950 en 1965 telde de sport negen kampioenen, tussen 1966 en 1980 elf, tussen 1981 en 1999 tien (zeven plus drie) en sinds 2000 nog maar zes. Ook de fans zien dit en keren zich steeds meer af van de sport, behalve in Engeland en Italië waar coureur Lewis Hamilton en team Scuderia Ferrari aan een opmars bezig zijn. De Grand Prix van Oostenrijk van afgelopen zondag werd wereldwijd door maar liefst veertig procent minder kijkers bekeken dan in 2014.
De oplossing lijkt niet te worden gevonden in het aanpassen van de regels zodat de teams dichter tot elkaar komen maar in het aanboren van nieuwe markten in de grootste onontgonnen televisiemarkten op aarde. Dag Bernie, hallo USA en Qatar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten