vrijdag 17 juli 2015

Tourtheorie: Costa, Kwiato en het gelijk van Coppi

Het trieste aan wielerwereldkampioen zijn is de herkenbaarheid die de sport aan je geeft. Je wordt in een wit tenue met een veelkleurige band gehesen en wordt een jaar lang tentoongesteld als een jachttrofee op een motorkap.

Gisteren moest Michal Kwiatkowski aanvallen om zijn geloofwaardigheid te behouden. Het dragen van de regenboogtrui schept immers verwachtingen. De verwachting dat je altijd goed bent, altijd meedoet, altijd aanvalt en vaak wint. En dus ging Kwiato de strijd aan met Plateau de Beille, met het peloton en met de criticasters. Hij verloor.

Terwijl Kwiato aan zijn zwanenzang bezig was had zijn voorganger in de regenboogtrui allang in de remmen geknepen. Opnieuw ging een grote ronde niet worden wat de Lampre-Portugees Rui Costa er op voorhand van verwacht had. De wereldkampioen van Firenze 2013 was zelfs speciaal naar de Italiaanse formatie overgestapt om zijn rondedroom te kunnen vervolmaken. Tot nu toe reed hij nimmer meer een grote ronde uit.

Er is geen sport op aarde waarin de wereldkampioen zo vaak op de knieën wordt gedwongen als in de wielrennerij. Het was ook die reden die Fausto Coppi het wereldkampioenschap op de weg deed verachten. De Italiaanse kampioen won de wereldtitel zelf eens in 1953 maar vond de hele opzet ervan een schande voor de sport. De beste van de wereld wordt je immers niet op één enkele dag, op een parcours waar vroeger of later nooit meer op gereden zal worden.

Er was daarom enige symboliek te vinden in de man die zijn wereldkampioenwaardigheid wel wist waar te maken. De winnaar van de dag was Joaquim Rodriguez. Purito won de UCI World Tour tweemaal op rij, in 2012 en 2013. Tweemaal op rij was hij een jaar lang de beste van allemaal. Een wapenfeit dat hij ook op Plateau de Beille nog maar eens onderschreef. Kampioen wordt je niet op één enkele dag, op een parcours waar vroeger of later nooit meer op gereden zal worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten