Hoe prachtig het ook moge zijn, een echte tijdrit als startpunt in plaats van een wat saaiere proloog (want doorgaans weinig tot geen invloed op het klassement): 13,8 individuele kilometers tegen de klok zijn er wel wat weinig voor een hele Tour de France. Het door Thierry Gouvenou uitgerolde parcours is niet minder dan een cadeautje aan de leden van het klimmersgilde, die bij deze gelegenheid maar eens extra worden opgeroepen om van de nood een deugd te maken.
Kwam het in het verleden vaak voor dat er naast een proloog ook minstens twee échte tijdritten in het schema waren opgenomen, van minstens vijftig kilometer per stuk en regelmatig zelfs nóg veel langer, de laatste jaren is de organisatie sowieso al minder scheutig met de chrono's. Volkomen begrijpelijk, gezien de nivellering die flinke verschillen in de bergritten in de weg staat. Monstertijdritten van 65 kilometer zouden geenszins meer in verhouding staan tot de alsmaar kleiner wordende marges van de Alpen en de Pyreneeën.
Maar laat dat nu precies het punt zijn: die gaatjes zijn niet voor niets zo klein, ze komen pas laat tot stand en zijn veelal het gevolg van een minimalistische koerstactiek. Televisiecommentatoren tuimelen dan over elkaar heen om de zogenaamde terugkeer van 'de menselijke maat' te besprenkelen met jubel, terwijl de kijker juist in vertwijfeling achterblijft. Zat tussen 'dit' en 'dat' niet ook 'nog wel wat'?
Het antwoord zal in deze editie gegeven moeten worden door hen die hun kansen op een goed klassement significant zien stijgen door het uitblijven van lange tijdritten. Het mooie is: Gouvenou en ses monsieurs parcoursbouwers krijgen hoe dan ook het gelijk aan hun zijde. Ofwel tonen de klimmers met vuurwerk aan dat ze daadwerkelijk een Tour zonder al teveel tijdritkilometers verdienen, al dan niet eens in de zoveel jaar, ofwel bewijzen ze met wederom vrij mat koersgedrag dat het niet voor niets een incidentele beslissing is geweest van de organisatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten