maandag 5 oktober 2015

UCI World Tour 2015, de lessen

Met het over de meet drukken van zijn wiel in Como, een rondslingerende tricolore stevig tegen hem aangedrukt, maakte Vincenzo Nibali een einde aan weer een jaar UCI World Tour. Net als in de voorgaande jaren werd de strijd vooral tussen de Spanjaarden gestreden. Sinds de invoering in 2009 won pas één keer een renner van een andere nationaliteit het klassement. Ook stonden voor de zesde maal in zeven jaar tenminste twee Spanjaarden op het podium. Niets nieuws onder de zon. Wat leerde het wielerjaar 2015 ons dan wel?

Southeast heeft World-Tourpotentie



Wie uitsluitend naar uitslagen kijkt kan niet anders dan concluderen dat de opzet van de UCI World Tour geslaagd is. Wanneer men daguitslagen in etappekoersen namelijk niet meerekent wist dit jaar slechts één renner van een wild-cardteam zich op het podium te nestelen. Dat gebeurde ook pas op 30 augustus in de GP Ouest Plouay, terwijl het seizoen al op 20 januari begon. Overigens een wedstrijd waar ook in 2014 een niet World-Tourrenner zich tussen de toppers wist te wringen.

De renner in kwestie is dit seizoen Simone Ponzi van het Italiaanse Southeast. De renner van 2014 was Andrea Fedi van Nero-Sottoli, de vorige naam waaronder Southeast opereerde. In 2014 werden overigens nog twee podiumplekken door renners op uitnodiging weggekaapt, Sylvain Chavanel en Mathias Frank, beide van IAM Cycling, een team dat in 2015 wel een licentie voor het hoogste niveau kreeg. Hoewel uitslagen alleen niet voldoende zijn om een gastenlijstplek te veroveren op het feestje van de wielerelite, sterker nog, eerder niet, is Southeast wel een goede kandidaat om de achttiende plek, die dit jaar niet werd ingenomen, op te vullen.

De kleinste wedstrijden worden niet serieus genomen



Een opvallende uitkomst van dit World-Tourseizoen, de renners lijken door te hebben dat de punten niet in Australië of de Ardennen te verdienen zijn. Steeds duidelijker tekent zich de situatie af dat zowel in de Tour Down Under in januari als de Eneco Tour in augustus alleen door 'thuisrijders' serieus genomen wordt. Van de twaalf podiumklanten die deze twee wedstrijden in de afgelopen twee seizoenen produceerden had er slechts één niet de nationaliteit van het organiserend land.

De verklaring voor dit gebrek aan interesse voor beide wedstrijden ligt mogelijk in de plaats op de kalender. De Tour Down Under is bijna op zichzelf staand geworden in januari. De eerstvolgende wedstrijd is Parijs-Nice begin maart. Vervolgens volgt een aaneenschakeling van wedstrijden tot begin oktober. De Eneco Tour ligt precies in het midden, maar dan ook echt in het midden. Met de Tour nog maar twee weken terug en de Vuelta een week later lijkt de etappewedstrijd door Nederland en België net niet lekker in het schema van de mannen van het rondewerk te liggen om er een doel van te maken zoals dat bijvoorbeeld van Parijs-Nice of de Ronde van Zwitserland wordt gemaakt.

Allrounder is een wielerberoep geworden



Het is inmiddels duidelijk geworden dat alleen renners die zowel op één dag als over een langere periode kunnen presteren kans maken op de titel van World-Tourkampioen. Dat moeten de kandidaten ook nog eens over een geheel seizoen laten zien. Een goed voorjaar (John Degenkolb) of najaar (Adam Yates) is niet genoeg. Goed zijn in klassiekers (Alexander Kristoff) of rondes (Fabio Aru) alleen evenmin.

De inmiddels afgeloste regenboogtruidrager van 2015, Michal Kwiatkowski, lijkt daarom op dit moment de meest uitgesproken kandidaat om de hegemonie van de Spanjaarden te doorbreken. Winnaar van het wereldkampioenschap op de weg van 2014 Kwiatkowski toonde dit jaar aan zowel in het rondewerk (tweede in Parijs-Nice) als in de eendagsklassiekers (winnaar Amstel Gold Race) uit de voeten te kunnen. Desondanks kwam hij dit jaar niet verder dan plek 25 in de eindstand van de UCI World Tour 2015. Om een stap te maken zal hij zich moeten kunnen focussen op een goed resultaat in tenminste één grote ronde per jaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten