Het lezen van een kroniek of andersoortig geschiedenisboek brengt vaak nieuwe inzichten met zich mee. Zo blijkt de traditiesport wielrennen in de jonge jaren van de Giro d’Italia zeer vooruitstrevende ideeën erop na te houden. Zo weet de organisatie dat de beestachtig lange etappes gevolgd moeten worden door een rustdag, iets wat men in de Franse evenknie nimmer deed. Hoewel dit mede ingegeven wordt door de verschijningsfrequentie van de organiserende krant Gazzetta Dello Sport (driemaal per week) staat dit idee haaks op de tot recentelijk heersende gedachte dat twee keer rusten op drie weken meer dan voldoende zou zijn. Zeker wanneer men bedenkt hoeveel minder etappes en vooral klimkilometers destijds in grote ronden werden opgenomen. Tegen het eind van het boek blijkt uit het dagboek van renner Pedro Horillio dat twaalf opeenvolgende etappes heden ten dage toch wat veel is.
Ook de journalistiek blijkt aan het begin van de vorige eeuw ruimdenkend, zo schrijft de eerder genoemde sportkrant volgens de auteurs van Andiamo dat: “De renners er goed aan doen hun stimulerende middelen eerst te laten testen alvorens ze in te nemen.” Het gebruik van prestatiebevorderaars werd geenszins afgekeurd, zolang het veilig gebeurde. Een gedachte die heel langzaam zo nu en dan de kop op steekt in het post-EPO tijdperk. Andiamo! stamt uit die tijd en dat is terug te zien aan de manier waarop de moderne Giro beschreven wordt, als een broeinest van valsspelerij.
Oude helden, eeuwige helden
De Ronde van Italië blijft voor eeuwig in handen van de helden uit de pioniersjaren. Zo blijkt ook uit het lezen van de vele verhalen die Andiamo! rijk is. Alfredo Binda, Fausto Coppi, Gino Bartali en Fiorenzo Magni zijn de wielergoden die iedere meimaand waken over de Laars. Dat Binda een eeuw geleden actief was en het duo Coppi/Bartali ook al 75 jaar niet meer op de fiets zit lijkt men, vooral in Italië, nooit volledig geaccepteerd te hebben. Zo wordt bij iedere aankomst op de klim naar Sestriere gememoreerd aan die ene keer dat ‘Il Unico’ Coppi er de strijd tussen hem en Bartali voor altijd besliste. Spannender werd het nooit meer. Het is zoals Jeroen Wielaert het treffend omschrijft als hij verhaalt over zijn ontmoeting met Bartali: “Het was een vrij rondlopend symbool van een tijd die voorbij was, de meest bezongen tijd van de Giro.” Tot op de laatste pagina´s wordt teruggegrepen op de helden uit de zwart-wit jaren.
Ook de in Andiamo! aanwezige verhalen over bijvoorbeeld het verzetsverleden van Gino Bartali zeggen iets over de impact van de oude meesters. Het verzetswerk van Bartali vond plaats in een tijd dat er geen Ronde van Italië werd verreden, de Tweede Wereldoorlog. Hoe mooi en nobel de daden van de kampioen ook waren, en dat waren ze, dan nog heeft het weinig van doen met de wedstrijd.
Het moderne wielrennen heeft minder heroïek over zich. Denis Mentsjov, winnaar van de laatste in dit boek beschreven Giro d’Italia, was een koele, berekenende renner. Verhalen zoals over Alfonso Calzolari, die de Giro van 1914 met twee uur voorsprong won ondanks een tijdstraf van drieënhalf uur, zullen nooit over de Rus verteld worden. Voor deugnieten van weleer die nog wel eens een stukje wilden afsnijden of in de trein of ploegleiderswagen stapten om tientallen kilometers van het parcours over te kunnen slaan is geen plaats meer.
Toch is de Giro d’Italia ook in de huidige tijd nog altijd bij uitstek geschikt als omlijsting voor typische wielerverhalen. Denk aan de gedenkwaardige Strade Bianche etappe op 15 mei 2010, gewonnen door Cadel Evans. Of de machtsvertoning van Ivan Basso op de Zoncolan in diezelfde Ronde van 2010. Denk ook aan de door de dood van eerst Wouter Weylandt en later Xavier Tondo overschaduwde Ronde van 2011. Als over honderd jaar het de tweede eeuw in boekvorm wordt samengevat, laat het dan zijn zoals Andiamo!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten