dinsdag 30 september 2014

Ondertussen in de Serie A (speelronde 5)

Wij van Sportpreview hebben alle begrip voor het feit dat je niet alle ontwikkelingen in het Italiaanse voetbal ieder weekend even goed kunt volgen. Er gebeuren teveel interessante dingen op teveel velden tegelijk. Vandaar dat Serie A-expert Wouter Pennings speciaal voor jou de hele speelronde weer samenvat in een prettig leesbaar overzicht.

 

Zemans tot leven gewekte Cagliari zet Inter voor schut in San Siro

Het wilde tot nu toe maar niet lukken. De laatste jaren kwam het altijd tumultueuze Cagliari vaker in het nieuws in verband met de uitspattingen van oud-voorzitter Massimo Cellino dan vanwege in het oog springende prestaties op het voetbalveld en daar moest de komst van de eigenzinnige trainer Zdenek Zeman verandering in brengen. De Tsjech, die eind jaren zestig ten tijde van de Sovjet-inval zijn heil zocht in Italië, gaat nooit ongemerkt ergens voorbij. Bij alle clubs waar de aanvallend ingestelde oefenmeester werkzaam was - met uitzondering van het Turkse Fenerbahçe en het Servische Rode Ster Belgrado altijd in Italië - stond slechts één ding voorop: het publiek vermaken.

Op Sardinië was de relatie met de supporters de voorbije seizoenen juist stroef. Cellino, de licht ontvlambare ondernemer die inmiddels eigenaar werd van Leeds United, had het nodige te stellen met de gemeente in verband met een nieuw stadion dat hij had laten bouwen, maar waar qua veiligheid het nodige op aan te merken was. Zodoende moest de club vaak uitwijken naar Triëst, op het vaste land, of kreeg men hooguit toestemming voor vijfduizend toeschouwers. Onder de nieuwe eigenaar, de Milanese zakenman Tommaso Giulini, heeft de club dringend behoefte aan nieuw elan. In plaats van knokken tegen degradatie wil Cagliari weer dat brutale clubje zijn dat alle topploegen doet sidderen en de ene na de andere international klaarstoomt, zoals in het recente verleden met onder meer David Suazo, Alessandro Matri, Davide Astori, Radja Nainggolan en trainer Massimiliano Allegri.

En afgelopen zondag liet het zemaniaanse Cagliari voor het eerst zien waartoe het in staat is. De Praagse tacticus is weliswaar berucht om z'n goudeerlijke meningen - hij was de eerste die in de jaren negentig openlijk het Juventus van Marcello Lippi en Luciano Moggi beschuldigde van georganiseerd dopinggebruik, hetgeen later ook werd bewezen -, bekender is Zeman nog door zijn ongeremde aanvalslust. Zijn stijl wordt in het kort gekenmerkt door twee dingen: heel veel doelpunten voor en heel veel doelpunten tegen. Tot nu toe vielen ze er vooral aan de verkeerde kant in, maar in het San Siro werd dat even rechtgezet.

Na tien minuten maakte de lokale midvoor Marco Sau al de openingstreffer, die acht minuten later nog geneutraliseerd werd door Pablo Osvaldo. Na een klein halfuurtje was de wedstrijd echter al ten einde. Toen begon er namelijk een welhaast komisch schouwspel tussen een kat en een muis. Het grote Inter werd nog voor rust volledig weggeblazen door de Sardijnen, die via driemaal Albin Ekdal uitliepen naar 4-1, waar na de thee niets meer aan veranderde. Bijzondere treffers voor de 25-jarige Zweed, die tot nu toe nooit meer dan één doelpunt per seizoen maakte. Maar in het kenmerkende 4-3-3 van Zeman veranderden er in de afgelopen dertig jaar wel meer spelers ineens in niet te stoppen doelpuntenmachines.

 

De twee-paarden-race blijft voortduren

Al na een handvol duels lijken er definitief maar twee serieuze gegadigden voor het landskampioenschap te zijn: Juventus en Roma. Allebei hadden ze zaterdag al hun wedstrijd, omdat er deze week weer een serieuze opdracht wacht: presteren in de Champions League. Roma zette thuis koeltjes Hellas Verona (met Luca Toni op de bank) aan de kant, terwijl Juventus in Bergamo op bezoek bij Atalanta minder moeite had dan verwacht. De twee absolute raspaarden van de Serie A staan zodoende allebei nog op nul verliespunten en geven elkaar ook qua doelsaldo nauwelijks iets toe.

De verrassende nummer drie is Udinese en dat is des te opvallender gezien de tegenstanders die de Friulianen al troffen. Van het krakkemikkige Napoli (thuis) en het weifelende Lazio (uit) werd gewonnen, terwijl de enige nederlaag dit seizoen werd geleden tegen Juve. Verder zegevierden Antonio Di Natale & co ook in de twee andere thuisduels, tegen Empoli en dit weekeinde tegen Parma (4-2).

Daarachter komt het eveneens opvallende Sampdoria. De blucerchiati (de blauwgeringden) wonnen 'uit' de stadsderby van rivaal Genoa, met wie het statige Stadio Luigi Ferraris wordt gedeeld. Onder leiding van trainer Sinisa Mihajlovic en zonder uitgesproken vedettes bereikte de club die positie na liefst drie uitwedstrijden en pas twee thuisduels. Wel moet worden gezegd dat Samp nog geen hoogvliegers trof.

Ondertussen staan Milan en Inter gedeeld vijfde met acht punten, maar hebben de roodzwarten Juventus al op bezoek gehad en verder drie uitwedstrijden gespeeld, terwijl de stadgenoot drie keer thuis mocht aantreden en hoogstens middenmoters aantrof. Milan lijkt dus prima papieren te hebben voor de cruciale derde plaats in de competitie waarin een gelijkspel op vreemde bodem als een magnifiek resultaat geldt.

 

Als de bal er aan de ene kant niet in wil, dan...

Eén van de schaduwfavorieten op voorhand is Lazio, dat zich behalve met de Nederlanders Stefan de Vrij en Edson Braafheid versterkte met een heel contingent aan kwalitatieve impulsen. De Romeinen leken stroef te starten, maar wonnen maandagavond op bezoek bij het gepromoveerde, maar bepaald niet makkelijke Palermo. Het werd liefst 4-0, in een wedstrijd die een hele helft lang een totaal andere kant uit leek te gaan.

Bizarre kansen werden er gemist door de rosanero, die zich na de winst in de Serie B weer wensen te profileren als de reuzendoder die het lange tijd was. De jonge spits Andrea Belotti, vorig seizoen goed voor tien treffers op het tweede niveau, lijkt daarvoor nu nog wel wat killersinstinct te missen. Toch viel de aanvaller van Jong Italië met z'n neus in de boter. Filip Djordjevic, bij Lazio de vervanger van de gespaarde Miroslav Klose, gaf zijn jonge collega op dat gebied een masterclass van jewelste. De van Nantes overgekomen goalgetter stond in de hoofdstad nog droog, maar na zijn knappe treffer vlak voor rust lijkt hij te zijn bevrijd. Ook de 2-0 en de 3-0 kwamen op naam van de Serviër, die tussendoor ook nog een hakbal-pirouette zag stranden op de handschoenen van doelman Stefano Sorrentino. In de slotfase nam Marco Parolo, een andere aanwinst, de laatste treffer voor zijn rekening.

Een blik op de toekomst : De vijf grootste Nederlandse talenten in het profcircuit

In het recente verleden was Nederland een solide boksland. Echt groot zijn we nooit geweest, maar met Regilio Tuur, Don Diego Poeder en Raymond Joval zijn er in het recente verleden toch successen behaald. De laatste jaren is het echter allemaal maar magertjes. Dit komt onder andere door de successen in het kickboksen, waar Nederland een wereldmacht is, waardoor de meeste vechters hiervoor kiezen. De populariteit van kickboksen is echter op zijn retour en de populariteit van de traditionele bokssport groeit.

De Ben Bril Memorial is al jaren het grootste profboksevenement in Nederland en zal op 13 oktober plaatsvinden in Carre Amsterdam, maar daarnaast worden er in recente jaren steeds meer profboksgala’s in Nederland gehouden. Zo groot als het Belgische profcircuit is het in Nederland nog niet maar met een aantal talenten zou er wel weer eens succes kunnen ontstaan. Ik laat je kennis maken met enkele talenten die Nederland rijk is.

5. Naam : Somay Bilal
Gewichtsklasse : Licht Weltergewicht
Leeftijd : 22 jaar
Profrecord : 3-0 (2 KO’s)



Bilal maakte begin dit jaar zijn profdebuut op een profgala in Brunssum. Hij heeft een goede achtergrond als amateur met ervaring in de Duitse Bundesliga. Met zijn 22 jaar is hij nog jong en hij zal in november zijn vierde partij boksen in het Limburgse Voerendaal.

4. Naam : Stephen Danyo
Gewichtsklasse : Weltergewicht
Leeftijd : 25 jaar
Profrecord : 5-0-1 (5 KO’s)



De ‘Zwarte Panter’ maakte dit jaar indruk door de Duitse veteraan Omar Siala binnen één ronde knock-out te slaan. Helaas kwam hij dit jaar slechts tweemaal in actie. Hij was ook uitgenodigd voor de Ben Bril Memorial maar heeft hiervoor afgezegd. Vorig jaar tijdens de Ben Bril Memorial eindigde zijn gevecht in een teleurstelling. Hij domineerde in het gevecht tegen Brahim Kamal, echter door een hoofdwond bij Kamal door een onopzettelijke kopstoot eindigde het gevecht in de derde ronde en was de uitkomst onbeslist. Dit tot grote frustratie van Danyo.
Stephen Danyo heeft als amateur ook ervaring op het hoogste niveau, de ‘World Series of Boxing’. Hij is explosief en met de juiste begeleiding kan hij in de toekomst hoge ogen gooien.

3. Naam : Rafik Harutjunjan
Gewichtsklasse : Weltergewicht
Leeftijd : 26 jaar
Profrecord : 7-0 (5 KO’s)



Harutjunjan is geboren in Armenië, maar woont al sinds zijn jeugd in Nederland. Hij was jarenlang op rij Nederlands kampioen bij de amateurs. Hij miste de Olympische Spelen in Londen, omdat hij het inschrijfgeld niet kon betalen en werd daarna profbokser. Niet zonder succes, want hij won overtuigend zijn zeven profgevechten. Volgende maand op de Ben Bril Memorial krijgt hij een kans om zijn eerste grote titel te pakken. Hij vecht namelijk om de WBF Weltergewicht titel tegen de ongeslagen Oekraïner Ilya Prymak. De WBF is een van de kleinere boksbonden in de wereld, maar het dit wereldtitel gevecht is een unicum. Nog nooit eerder werd er in Nederland een wereldtitelgevecht gehouden.

2. Naam : Gevorg Khatchikian
Gewichtsklasse : Middengewicht
Leeftijd : 26 jaar
Profrecord : 20-1 (8 KO’s)



Khatchikian is waarschijnlijk de meest ervaren Nederlandse profbokser van dit moment, maar is met zijn 26 jaar nog steeds relatief jong. Hij draait al zes jaar mee in het profcircuit. Hij heeft veel overeenkomsten met Harutjunjan. Hij is even oud en komt ook uit Armenië. Een ook Khatchikian krijgt komende maand een kans op een wereldtitel. Hij neemt het op tegen de Fransman Dieudonne Belinga voor de WBF Middengewicht titel. Khatchikian maakte eerder dit jaar internationale naam door het op te nemen tegen de Engelsman James deGale. Zijn eerste gevecht buiten Nederland werd wel zijn eerste nederlaag. Waar het merendeel had verwacht dat DeGale hem met gemak zou verslaan, gaf Khatchikian de Engelsman toch nog een moeilijke avond, echter in de elfde ronde kon Khatchikian niet verder na een goed geplaatste bodyshot. Khatchikian staat bekend als een ietwat luie bokser, die niet voor de kill gaat, maar zijn tegenstander nog even laat spartelen. Toch ben ik ervan overtuigd dat hij succes zal halen.

1. Naam : Gian-Carlo Liesdek
Gewichtsklasse : Licht Zwaargewicht
Leeftijd : 25 jaar
Profrecord : 5-0 (2 KO’s)



Een van Nederlands grootste talenten is bij het grote publiek nog relatief onbekend.
Hij werd geboren in Suriname, maar kwam op zijn 11e naar Nederland. Ook hij heeft een goede amateurcarriere achter de rug met ervaring in de Bundesliga. Hij begon zijn profcarriere vorig jaar met een overwinning op punten tegen de Belg Antonio Manuel. Begin dit jaar maakte hij echter een grote stap, toen het bekend werd dat Liesdek zou aansluiten bij Team Fury. Het team van Peter Fury, onder meer bestaande uit zwaargewicht Tyson Fury, diens neefje Hughie Fury en Eddie Chambers, die enkele jaren geleden nog tegenover Wladimir Klitschko stond. Een gouden kans voor een Nederlandse profbokser. Dat deze training succes had werd eerder dit jaar duidelijk. In zijn thuisstad Rotterdam werd de Duitser Pierre Dippe binnen twee minuten gedeklasseerd. Over een aantal weken kan hij bewijzen dat hij stappen heeft gezet als hij het opneemt tegen de sterke Belg Nabil Lahouar. Zijn trainer Peter Fury heeft hem al een toekomstig wereldkampioen genoemd. Laten we hopen dat dit ook zal gebeuren!

maandag 29 september 2014

De ups en downs van Ajax tegen de zwakke broeders uit de CL-poule

Natuurlijk heeft Ajax gegronde redenen om APOEL Nicosia, de tegenstander van dinsdagavond in de Champions League, niet te moeten onderschatten. Het hardnekkige geloof dat de Cypriotische tegenstander gegarandeerd zes punten moet opleveren voor de Amsterdammers is op zichzelf al een riskante bedoening. Maar aan de andere kant: de ene keer ging het beter dan de andere, tegen de vooraf als ‘zwakste broeder’ ingeschaalde groepsgenoten. Sportpreview blikt nog eens terug op deze ontmoetingen tijdens Ajax’ laatste vier Champions League-avonturen.

 

2010, Auxerre (2-1, 1-2)

Bij het weerzien met het kampioenenbal maakte Ajax in 2010 ook kennis met de nieuwe realiteit van het Europese topvoetbal, zoals we die vandaag ook nog kennen. De loting bracht de hoofdstedelingen in een loodzware groep met grootmachten Real Madrid en AC Milan, terwijl de op papier gemakkelijkste opponent uit de Franse Ligue 1 kwam. Auxerre was echter niet meer de ploeg die het in vroeger tijden nog wel eens wilde zijn – dat bewezen Real en Milan, die beiden zonder veel moeite de volle buit pakten tegen de Fransen.

 

Ajax trof AJA destijds eerst in de Arena, na een oorwassing in Madrid en een gelijkspel thuis tegen een flets Milan. In eigen huis maakte een onhandige rode kaart van André Ooijer het nog onnodig moeilijk. Een benutte vrije trap van Valter Birsa maakte een einde aan de comfortabele 2-0 voorsprong (doelpunten van Demy de Zeeuw en Luis Suarez) van de gastheren. Billenknijpend werd de zege tegen de toenmalige nummer zeventien van de Franse competitie uiteindelijk veiliggesteld.

 

Het bezoek aan het Stade de l’Abbé-Deschamps verliep vervolgens desastreus voor de ploeg van Martin Jol. Op papier had de oefenmeester een betere en rijpere ploeg tot zijn beschikking dan Frank de Boer zelfs maar kan dromen, maar met spelers als Luis Suarez, Mounir El Hamdaoui, Urby Emanuelson en de WK-finalisten Maarten Stekelenburg, Gregory van der Wiel en Demy de Zeeuw ging het toch fout. Een vroege treffer van Frédéric Sammaritano werd pas tien minuten voor tijd geneutraliseerd door Toby Alderweireld, op aangeven van Suarez. Vijf minuten later echter zorgde Steeven Langil voor de nieuwe voorsprong, waarmee Auxerre uiteindelijk zijn enige punten in de Champions League behaalde. Ajax kreeg nog een flinke pandoering van Real, waarna voor Johan Cruijff de maat vol was en niet veel later Jol plotseling opstapte. Een verfrist team onder diens opvolger De Boer won nog wel van Milan, dat echter al zeker was van de volgende ronde.



2011, Dinamo Zagreb (2-0, 4-0)

Nooit was Ajax deze laatste seizoenen dichterbij de volgende ronde dan in het beruchte seizoen 2011/2012. Als kersvers kampioen, voor het eerst in zeven lange en frustrerende seizoenen, zag de loting er ook een stuk gunstiger uit dan het jaar voordien. De tegenstander uit pot 1 is altijd een onmogelijke opgave en dat was opnieuw Real Madrid, maar met Olympique Lyonnais en – met name – Dinamo Zagreb hadden Frank de Boer en de zijnen het gewoon getroffen.

 

Dat bleek wel tijdens de rechtstreekse ontmoetingen met de Kroaten, die in niets meer leken op het elftal dat de Amsterdammers in 2007 nog de weg naar de groepsfase van de UEFA Cup had afgesneden. Ajax zegevierde op bezoek bij de Kroaten, na een – onnodige – 0-0 thuis tegen Lyon en een wederom hard gelag in Madrid, met 0-2. Die uitslag had nog vele malen groter kunnen en moeten zijn, ware het niet dat het rood-witte vizier weer eens niet op scherp stond. Vlak na rust en vlak voor tijd zorgden respectievelijk Derk Boerrigter en Christian Eriksen voor de treffers.

 

Twee weken later ontving Ajax het praktisch al uitgeschakelde Dinamo thuis. Halverwege de eerste helft stond het al twee nul door fraaie goals van Gregory van der Wiel en Miralem Sulejmani en in het tweede bedrijf kwamen daar nog treffers van Siem de Jong en Nicolas Lodeiro bij. Dit betekende het definitieve afscheid van het Europese toneel voor de Balkan-club, dat echter niet zomaar door de zijdeur afging. Want Ajax had na een nieuwe 0-0 tegen Lyon en een hele goede eerste helft tegen de Koninklijke het bereiken van de achtste finales ineens in eigen hand. Twee loepzuivere treffers werden echter wegens vermeend buitenspel afgevlagd, terwijl zich in het Marakana stadion een Hitchcock-scenario voltrok. De Fransen wonnen De Wedstrijd Van De Knipoog met een ongekende 7-1, terwijl het in Amsterdam geflatteerd 3-0 voor de bezoekers werd. Ajax lag eruit op basis van het doelsaldo…

 



2012, Manchester City (3-1, 2-2)

Zo’n beetje de zwaarst mogelijke loting, dat was het lot van de zichzelf opgevolgde landskampioen:  financieel directeur Jeroen Slop kon zijn lol op. Uit pot 1 werd opnieuw Real Madrid gevist, terwijl de Duitse kampioen Borussia Dortmund uit de tweede laag uit de koker kwam. Maar de echte klap kwam uit de ‘losergroep’: het financieel opgepompte Manchester City was nu niet alleen de schrik van rechtstreekse concurrent Ajax, maar evenzeer van de zich nog lang niet rijk rekenende topploegen uit de poule.

 

Toch bleek ‘Man City’ opnieuw niet in staat om de achtste finale te halen. Het seizoen ervoor lagen Napoli en Bayern München dwars, maar nu was zelfs Ajax een brug te ver voor de Engelsen die bewezen dat een verzameling goede individuen niet automatisch ook een goed team betekent. De vedettenequipe van Roberto Mancini deed maar wat in de Arena, waar het opnieuw de derde tegenstander was voor Ajax dat uit de ontmoetingen met Real Madrid (wederom) en Borussia nog geen punten had weten te behalen. Na een vroege tegentreffer van Samir Nasri kreeg Ajax op slag van rust waar het al de hele wedstrijd recht op had met de gelijkmaker van Siem de Jong. Na de pauze zorgden doelpunten van Niklas Moisander en Christian Eriksen voor een sensationele overwinning, waarmee het avontuur van de miljoenenploeg (nog slechts één punt) alweer nagenoeg ten einde was.

 

In het Etihad Stadium kregen de gastheren wellicht te weinig tegen een gelukkig Ajax. Na een snelle 2-0 voorsprong door twee keer De Jong, beide keren uit een hoekschop, speelden de bezoekers een sublieme wedstrijd, waarin de thuisploeg toch langszij kwam via Yaya Touré en Sergio Agüero. De Citizens zagen echter ook twee mogelijke strafschoppen niet gegeven worden en tot overmaat van ramp werd de winnende goal van Agüero om dubieuze redenen afgekeurd. Voor Ajax was het tweeluik met City hoe dan ook niet meer dan een strijd om de derde plaats in de poule, die dankzij de meevallende resultaten  glansrijk in Amsterdams voordeel werd beslecht.

 



2013, Celtic (1-2, 1-0)

Op papier een grootmacht, maar in de veranderde verhoudingen binnen het Europese voetballandschap niet meer dan een tegenstander ‘die je niet moet onderschatten’. Het is niet alleen van toepassing op Ajax zelf, maar ook zeker op de pot 4-tegenstander van vorig seizoen: Celtic. De Schotse traditieclub paste qua naam echter wel heel mooi in een historierijke poule van alleen maar voormalige winnaars van de Cup met de Grote Oren. FC Barcelona en AC Milan waren op papier een maatje te groot voor Ajax, dat zich op voorhand wel zes punten tegen de groenwitten toedichtte.

 

Met een oorwassing in Camp Nou en een in extremis weggeven overwinning tegen Milan (een dubieuze strafschop betekende in blessuretijd de gelijkmaker van de Italianen, vlak nadat Stefano Denswil uit een corner voor de voorsprong had gezorgd) ging Ajax in Glasgow op zoek naar de eerste overwinning. De zwakke Schotten profiteerden echter van het feit dat de betere bezoekers zowel hun eigen kansen niet benutten alsook zelf ongelukkig twee treffers weggaven. Twee keer was Denswil, de bijna-matchwinner tegen Milan, de schlemiel. De jonge verdediger veroorzaakte vlak voor de pauze een door James Forrest benutte strafschop en in de tweede helft caramboleerde een onschuldig schot van Beram Kayal via zijn knie in het doel. Pas diep in blessuretijd verzorgde Lasse Schöne de aansluitingstreffer.

 

Op eigen veld ging het veertien dagen later beter. Opnieuw Schöne was trefzeker; de Deen rondde een karakteristieke Ajax-aanval af, vlak nadat Celtic een reuzenkans had laten liggen. Voor de Schotten lagen er daarna nog meer mogelijkheden om iets aan de score te veranderen, al gold dat ook voor Ajax. Met de benauwde zege had Ajax het gevecht om de derde plaats, dat uiteindelijk ingewikkelder bleek dan gedacht, naar zich toe getrokken. Met een overwinning op Barcelona, hoewel al zeker van groepswinst, hadden weinigen rekening gehouden en dan moest je ook nog naar San Siro… Hoe het uiteindelijk afliep is bekend en aan wat-als verhalen heb je weinig, maar als er meerdere momenten waren waar Ajax de achtste finale op is misgelopen, dan lagen daarvan zekere enkele in het Celtic Park.

Lionels Weekvisie: Als oktober komt

Beste Wouter,

Ik wil het deze week eens niet over het negenentwintigste mislukte wielerwereldkampioenschap op rij hebben. Ik wil het al helemaal niet hebben ver het opportunisme van een 2-5 of een 0-4. Waar ik het met jou over wil hebben is de Amerikaanse oktobermaand. Wanneer de beste honkballers van de wereld gaan uitmaken wie de allerbesten zijn.


Ik zal je, en met jou waarschijnlijk een groot deel van de vaste volgers, een spoedcursus MLB honkbal geven. De hoogste afdeling van het Amerikaanse honkbal is een soort kruising tussen de Premier League en de Champions League. Net als in de Premier League gaan spelers van twijfelachtige statuur van hand tot hand voor idioot hoge bedragen. Alleen gaan de sommen van honderden miljoenen dollars niet van de ene club naar de andere maar van club naar speler. Die bedragen worden ook nog eens gerechtvaardigd door de regels die de bond zelf veertig jaar geleden goedkeurde.

Een voorbeeldje, de Dominicaanse superster Robinson Cano (de als manager rapper Jay-Z in de arm heeft genomen) wisselde vorig seizoen New York Yankees, waar een voorstel van $210 miljoen voor zeven seizoenen klaar lag, in voor Seattle Mariners waar een voorstel van $240 miljoen voor tien seizoenen werd gedaan. Mariners en Yankees moesten wel met deze bedragen komen, Cano was MVP en moest dus meer verdienen dan 90% van de contractspelers in de league, waarvan de toplaag dus al bedragen tussen $150 miljoen en $200 miljoen ving.

De Major League is ook nog eens langdradig en soms zelfs ronduit vervelend. Net als in de Champions League moet je de poulefase uitzingen om tot de echte competitie te komen. Alleen duurt die poulefase, of regular season, maar liefst 162 (honderdtweeënzestig) wedstrijden. Vanaf de eerste donderdag in april tot de laatste zondag in september. Maar dan begint het ook echt. Het kaf wordt zeer drastisch van het koren gescheiden, van de dertig deelnemende ploegen blijven er tien over. Die tien gaan uitmaken wie de echte kampioen is. Gelijk aan de Champions League gaat dat via de weg van de knock out.

Het mooie, en tevens het treurige, aan de MLB is dat uitgaven en prestaties totaal niet in verhouding staan. Waar het Champions League verloop uitgetekend kan worden aan de hand van de waarde van de selectie is de Major League net een loterij. De eerder genoemde Mariners met Cano? Klaar voor dit seizoen. New York Yankees, de club met een salarishuis van een miljard dollar? Die hebben de knuppels en de ballen alweer opgeborgen. Anderzijds is bijvoorbeeld een marginale club als Oakland Athletics, die in Nederland vooral bekend is van het door Sparta Rotterdam foutief gekopieerde Moneyball-experiment, met hun kleine budget en krakkemikkige stadion er gewoon weer bij. Kijk ook niet vreemd op als het voor de A's nu gaat lopen en dat de 'zwakste' ploeg van de tien straks in de World Series staat.

Wat het spelletje tegenwoordig extra leuk maakt is de enorme Nederlandse inbreng. De Nederlanders, met name die van Antilliaanse komaf, zijn hot. Zo zien we op 1 oktober coach Hensley Meulens met San Francisco Giants het opnemen tegen Pittsburgh Pirates, is Jonathan Schoop goed op weg bij Baltimore Orioles en zijn Kenley Jansen en Roger Bernadina de troeven bij Los Angeles Dodgers. In 2012 vierde Meulens de World Series winst, vorig jaar won de jonge Xander Bogaerts met zijn Boston Red Sox de titel (en dit jaar werden zijn laatste, het kan verkeren), hopelijk krijgen zij direct een opvolger.

Nu het wielerseizoen in mineur is geëindigd, en Feyenoord de kansen op zilverwerk al binnen anderhalve maand teniet heeft gedaan, vestig ik mijn hoop op de USA.

Ik spreek je vrijdag!

Lionel

zondag 28 september 2014

Rapportcijfers voor Nederland in Ponferrada

Terugkijkend op het wereldkampioenschap, dat voor de negenentwintigste keer op rij geen Nederlandse zege opleverde, kunnen we niet anders dan concluderen dat het een verloren dag voor het Nederlandse kamp was.

Bauke Mollema en Tom Dumoulin waren van begin tot einde 'in de wedstrijd' maar ook niet meer dan dat. De overige zeven zijn geen seconde in beeld geweest. Het wereldkampioenschap is Nederland al vele jaren niet gunstig gezind maar zelden was het zo troosteloos als dit jaar. Plekken 18 (Mollema) en 22 (Dumoulin) waren het eindresultaat.

Om de prestaties van de Nederlanders te duiden hebben we rapportcijfers tussen 1 en 10 uitgedeeld. We hebben de Nederlandse equipe daarvoor in drie delen opgesplitst: de kopmannen, de vrijbuiters en de helpers.


De helpers

Stef Clement, Steven Kruijswijk en Wout Poels kwamen naar Spanje met slechts één doel voor ogen. Stef Clement omschreef het zelf perfect toen hij werd geïnterviewd door de NOS: "Ik moet, zoals de bondscoach dat noemt, defensief rijden." De eerste tweehonderd kilometer voerden zij die taak ook perfect uit. Tot op dat moment bleef het peloton compact en toen er voor het eerst aan de boom werd geschud kwamen de Nederlanders niet in de problemen. Dit in tegenstelling tot een aantal renners van enige naam en faam zoals Rohan Dennis en André Greipel.

Toen de Nederlandse ploeg de slag miste bij de eerste echte schifting waren het niet de Nederlanders die de verantwoordelijkheid namen. Sterker nog de Nederlanders bleven nog met zes man over, de helpers haakten het eerst af. Hoewel natuurlijk een land als Australië het gewicht van de achtervolging moest dragen, zij hadden immers twee titelkandidaten in de gelederen, het had niet misstaan als één van de Nederlandse helpers een paar aflossingen op kop had gedaan. Zelfs de Portugezen durfden eerder mee te werken dan de dit seizoen zo bewierookte Nederlanders.

Een renner hoeft niet te winnen om een goede prestatie te leveren. Stef Clement zichzelf eens op kop zien zetten en zijn tijdrijderscapaciteiten benutten om het peloton dichterbij te brengen, zoals Adam Hansen nu deed, zo ook wel eens een mooi beeld zijn. Wout Poels was ronden lang te zien in het laatste wiel van het peloton, waar hij zelfs tot op negen kilometer van het einde nog zat. Had Poels niet beter zijn energie anders kunnen gebruiken?

Positief was dat de Nederlanders samen met de Italianen verantwoordelijk waren voor het openen van de koers.

Stef Clement: 6,5
Steven Kruijswijk: 6,5
Wout Poels: 7


De vrijbuiters

Op zesenzestig kilometer van het einde ontplofte het peloton. Renners als Joaquin Rodriguez, Fabio Aru, Greg Van Avermaet en Tim Wellens ontsnapten. Dat is natuurlijk veel te ver van de finish maar het is ook precies datgene wat een vrijbuiter moet doen. De Nederlanders gaven echter niet thuis. Wilco Kelderman, Pieter Weening en Dylan van Baarle konden niet wat Peter Kennaugh, Christopher Juul-Jensen en Michael Albasini wel konden.

De samenstelling van het voorste groepje renners veranderde in de dertig kilometer die volgden nog enkele keren. De Hollandse renners waren er echter nooit bij. Omdat het ontsnapte groepje met de renners 'uit de tweede lijn' zo lang buiten de handen van het peloton bleef waren de kansen voor 'onze jongens' om iets uit te richten verkeken.

Overigens was goed te zien wat het verschil is tussen een natie met een wielercultuur (België) en een natie in een goed jaar (Nederland). Waar Kelderman en Van Baarle er niet waren zaten Vanmarcke en Wellens direct bij de eerste de beste aanval in de frontlinie. Stef Clement vertelde de NOS: "wij moeten het hebben van chaos en verrassingen." Op het moment dat er chaos was, nota bene deels veroorzaakt door de Oranjemannen, profiteerde niemand daarvan.

Wilco Kelderman bleek niet goed genoeg meer. Zijn zeer goede seizoen kreeg daardoor een treurig einde. Twee ronden voor het einde stapte hij af. Eigenlijk had Kelderman niet geselecteerd moeten worden. Dat is de jonge Belkinrenner niet kwalijk te nemen maar de bondscoach des te meer.

Toen rond kilometer dertig voor het einde alles samen kwam en door de renners opnieuw gevochten werd om de plekken vooraan bracht een cameraman het Nederlandse 'drama' schrijnend in beeld. Pieter Weening reed in het laatste wiel van het peloton op het moment dat hij voorin moest zitten. Het was precies datgene wat eraan ontbrak, de Oranjehemden waren nooit voorin te vinden.

Dylan van Baarle was voor velen een verrassing een de selectie. Bij Sportpreview maakten wij ons echter hard voor een selectie van de eerstejaarsprof. Zijn goede prestaties in de weken in aanloop naar het wereldkampioenschap waren daarvoor de aanleiding. een WK blijkt echter duidelijk nog iets anders dan de Ronde van Groot-Brittannië.

Wilco Kelderman: 5
Dylan van Baarle: 6
Pieter Weening: 5


De kopmannen

Bauke Mollema, Tom Dumoulin en Tom-Jelte Slagter zijn nu eenmaal de afmakers van Oranje. Dat betekent dat zij van de 260 WK-kilometers simpelweg 240 kilometer buiten beeld moeten blijven. Pas als de prijzen in de laatste twee ronden verdeeld worden moeten zij de kop opsteken. Tegelijkertijd moeten zij in de eerste twaalf ronden attent zijn. Met name Mollema verstaat die kunst, bij iedere doorkomst op de streep verscheen de naam van de Groninger bij de eerste veertig renners.

Het drietal had het geduld om te blijven wachten op de kansen. Zelfs toen bleek dat de overige geselecteerden eigenlijk niet in staat waren hun rol te vervullen. Toen de laatste ronde aanbrak zaten Dumoulin en Mollema echter exact op de juiste plek, net achter de landen die het werk moesten doen. Dit rechtvaardigde hun uitverkiezing als kopmannen. Slagter bleek echter dit jaar vooral in april en mei goed te zijn. Dit pleit opnieuw voor een ander selectiebeleid bij de Nederlandse ploeg waarbij meer naar de vorm in de weken voorafgaand aan de grootste landenwedstrijd van het jaar en minder naar de meest aansprekende prestaties van het voorseizoen.

Het is jammer dat beide speerpunten geen gemene aanval in het arsenaal hadden vandaag. Tom Dumoulin toonde onlangs in Canada, waar hij slechts twee meter tekort kwam, dat hij een dergelijke actie in huis heeft. Ook Bauke Mollema boekte al eens een dagzege in de Vuelta a Espana door deze tactiek te hanteren. Het was juist wat Michal Kwiatkowski wel kon. Mollema anticipeerde knap toen metJoaquin Rodriguez, Philippe Gilbert en Simon Gerrans de favorieten de strijd aan gingen maar kon er niet meer bij komen.

Tom Dumoulin: 6,5
Bauke Mollema: 6,5
Tom-Jelte Slagter: 5





Grand Prix du Midi Libre



In 2004 werd Christophe Moreau de laatste renner in een illuster rijtje. Een lijst van renners die de Grand Prix du Midi Libre op hun naam hadden geschreven. De namen die op de hoogste trede van het podium hadden gestaan logen er niet om.

Iban Mayo, Laurent Jalabert, Miguel Indurain, Luc Leblanc, Gilbert Duclos-Lasalle, Jean-René Bernaudau, Francisco Moser, Raymond Poulidor, Eddy Merckx en Luis Ocana, behoorden tot de voorgangers van Moreau. Dat de Midi Libre, zoals de koers in de volksmond heette, zo populair was had alles te maken met zowel het terrein als het tijdstip. De etappewedstrijd in Zuid-Frankrijk bleek bij uitstek geschikt ter voorbereiding op de Tour de France.

In 2002 kwam de organisatie van de Grand Prix du Midi Libre, die ooit in 1949 zoals vele wedstrijden werd opgezet door een krant, in geldnood. In 2003 verdween de wedstrijd van de kalender. De editie van 2004, gewonnen door Moreau, bleek een eenmalige comeback.



Grand Prix des Nations



Net als de eerder genoemde Grand Prix du Midi Libre verdween nog een andere iconische wedstrijd in het Franse landschap van de kalender. De Grand Prix des Nations vierde dat jaar zijn tweeënzeventigste verjaardag met de zeventigste editie.

Het verdwijnen van de Grand Prix des Nations staat symbool voor de verminderde liefde voor de kunst van het tijdrijden bij organisatoren. Hetzelfde is te zien in etappekoersen waar tijdritten meer dan gehalveerd zijn in afstand, vaak nog maar één keer op het programma staan in drie weken en soms zelfs totaal niet serieus meetellen voor de klassementen. Dit laatste geldt vooral voor ploegentijdritten.

De Grand Prix des Nations kan gezien worden als het officieuze wereldkampioenschap tijdrijden. De wedstrijd was namelijk lange tijd de plek waar de grootste tijdrijders van dat moment hun degens kruisten. Sinds de komst van het WK tijdrijden en de Olympische tijdrit halverwege de jaren negentig werd de wedstrijd minder belangrijk. De komst van de World Tour in 2005, destijds met ploegentijdrit in Eindhoven, betekende het definitieve einde.



Züri-Metzgete



Zoals vele koersen in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw overkwam moest ook in Zwitserland de stekker eruit vanwege een gebrek aan inkomsten. Daarmee kwam er een einde aan de prof-editie van deze eendagsklassieker.

Züri-Metzgete, of de Grote Prijs van Zürich, was één van de founding races van zowel de UCI Wereldbeker als van de UCI World Tour. De koers, die in 1914 voor het eerst werd georganiseerd en vanaf 1917 jaarlijks terugkeerde, werd dan ook door een aantal grootheden gewonnen. Zo staan Ferdi Kübler, Gino Bartali en Hugo Koblet op de erelijst maar vinden we ook Johan Museeuw, Michele Bartoli en Paolo Bettini tussen de voormalig winnaars.

In 2007 werd de wedstrijd voor het laatst beslecht met Samuel Sanchez als winnaar. Tegenwoordig is de koers verplaatst naar september en wordt hij door amateurs gereden.



Porto-Lissabon


PortoLisboa

Ook in Portugal moest men in 2004 de stekker uit een klassieker trekken. Deze Portugese wedstrijd genoot echter nauwelijks bekendheid bij het grote publiek. Toch was Porto-Lisboa een wedstrijd voor de echte kilometervreters. De afstand bedroeg maar liefst 330 kilometer en was tussen 1988 en 2004 de langste koers op de UCI-kalender.

Dat de wedstrijd niet heel erg populair was onder de professionele ploegen en hun renners kwam mede door het nationalistische karakter van Porto-Lissabon. De koers stond immers in het teken van de nationale feestdag. van de 74 edities tussen 1911 en 2004 werden er maar liefst zesenzestig door Portugese renners gewonnen.

dinsdag 23 september 2014

De tien beste tijdrijders aller tijden

Na de ploegen bij de mannen en dames, de meisjes, de beloften, de junioren en de dames is het morgen de beurt aan de mannen om te strijden om de tijdrittitel. Het mag geen verrassing heten dat Tony 'Der Panzerwagen' Martin de torenhoge favoriet is om zijn regenboogtrui voor de derde keer op rij te verdedigen.

Omdat het verloop al vast ligt, alle deelnemers rijden één voor één twee ronden over het parcours, en de titelkandidaat zo overduidelijk is, is het niet gemakkelijk een interessante voorbeschouwing te schrijven. Daarom vergelijken we niet alleen de deelnemers van dit jaar maar kijken we ook hoe Tony Martin zich verhoudt tot negen tijdritgrootheden in het verleden. Is Tony Martin de grootste kampioen tegen de klok aller tijden?

Ponferrada



In Ponferrada moet de Duitser afrekenen met de Olympisch kampioen op de tijdrit Bradley Wiggins. De oud-Tourwinnaar versloeg op het Parcours in Londen Tony Martin en is één van de weinigen die dat kan zeggen. Wie ook van de Duitser heeft weten te winnen is Adriano Malori. De Italiaan in Spaanse dienst, hij koerst voor Movistar, versloeg Martin vroeg in het seizoen in Tirreno-Adriatico. Malori eindigde ook voor Martin in de Ronde van de Algarve. Daar werd het duo echter weer verslagen door Michal Kwiatkowski. De Pool staat morgen echter niet aan de start.

Wie wel aan de start staat is Tom Dumoulin. De Nederlandse troef wil de eerste landgenoot worden sinds Stef Clement in 2007 die op het podium van het WK tijdrijden eindigt. De Limburger eindigde dit jaar steevast bij de eerste twee als het parcours vlak was en wist in een klimtijdrit in de Ronde van het Baskenland ook knap vijfde te worden. De grote plaaggeest van Dumoulin dit jaar heet Tony Martin. De wereldkampioen versloeg onze landgenoot in De Tour de France, de Ronde van Zwitserland, De Ronde van België, de Ronde van het Baskenland en Tirreno-Adriatico. Winst voor Dumoulin in Ponferrada zou derhalve een stunt zijn.

In het huidige deelnemersveld steekt het Duitse krachtmens dus met kop en schouders boven de concurrentie uit. Maar hoe verhoudt hij zich tot de groten uit de geschiedenis?


10. Michael Rogers



Je verwacht dat een renner die drie keer de wereldtitel tijdrijden veroverde hoger op de lijst van beste tijdrijders aller tijden staat. Dit is echter, zoals voetbaltrainer Co Adriaanse dat ooit noemde, scorebordjournalistiek. Michael Rogers was wereldkampioen tegen de klok tegen wil en dank.

Michael Rogers

De periode tussen 1994 en 2010 staat vol met doorgestreepte uitslagen. Één van die strepen staat door de naam David Millar op het wk van 2003. Rogers kreeg die titel toegewezen en won daarna twee keer op eigen kracht. Alleen deed hij dat zonder concurrentie van diezelfde Millar die op dat moment een EPO-schorsing uitzat.

Wat nog zwaarder weegt dan het gebrek aan concurrentie op het wereldkampioenschap is dat Rogers nog nooit in zijn carrière, die inmiddels veertien jaar duurt, nooit een tijdrit in één van de drie grote rondes won. De conclusie die je daaruit kunt trekken is dat Rogers zich goed op kan laden voor een krachtsinspanning van ongeveer een uur maar dat hij dat alleen kan als hij zich er volledig op kan focussen.


9. Chris Boardman



De Brit Boardman dankt zijn bijnaam aan de specifieke tijdrit die hem het best lag: Mister Prologue. De korte tijdrit was dan ook het domein van de voormalig baanrenner. Tussen 1993 en 2000 werd hij zelden verslagen.

Boardman was echter ook een ster op de lange tijdrit. Hij was bijvoorbeeld in 1994 de allereerste wereldkampioen op de discipline. Bovendien won hij twee keer de vermaarde tijdritwedstrijd Chrono de Nations, in 1993 en 1998. Hij won ook twee keer de inmiddels ter ziele gegane Grand Prix Eddy Merckx, toen die wedstrijd nog een individuele tijdrit was, in '93 en '96.

Boardman was ook bedreven in andere disciplines van de race tegen de klok. Zo brak hij drie keer het werelduurrecord, de laatste keer was zijn laatste daad als wielrenner in oktober 2000. Ook was Boardman een gevaarlijke klant op de koppeltijdrit. Met partners als bijvoorbeeld de Duitser Jens Voigt won hij wedstrijden als GP Breitling, Duo Normand en LuK Challenge Chrono. Bovendien brak hij records waar tegenwoordig geen aandacht meer aan wordt besteed zoals het Brits record op de vijfentwintig mijl en het Brits record op de honderd kilometer ploegentijdrit.


8. Serhyi Honchar



Honchar was een fenomeen op de tijdrit. De Oekraïner stond bekend om de veel te grote versnelling die hij al schokschouderend rond trapte. Omdat de souplesse van Lance Armstrong in opkomst was zeiden kenners iedere race tegen de klok opnieuw dat de tijd van Honchar voorbij was. Dat bleek echter tot 2006 niet de realiteit.

Honchar won maar liefst zeven tijdritten in de grote rondes. Vijfmaal was hij de beste in de Giro d'Italia, tweemaal in de Tour de France. Hij stond bovendien ook op alle treden van het podium tijdens het wereldkmapioenschap, tweede in 1997, derde in 1998 en wereldkampioen in 2000.




7. Jan Ullrich



Ullrich werd twee keer wereldkampioen tijdrijden en won in 2000 ook Olympisch zilver op de tijdrit in Sydney. Bovendien won hij races tegen de klok in alle drie de grote rondes (hoewel die in de Giro d'Italia hem weer ontnomen is door de UCI) en de Ronde van Zwitserland.

Jan Ullrich

Dat Ullrich een natuurtalent was op de tijdritfiets bleek al in zijn eerste profseizoen 1994, toevallig ook het eerste jaar waarin een wereldkampioenschap tijdrijden werd georganiseerd. de pas twintigjarige Ullrich vormde met de eveneens jonge Michael Rich de Duitse afvaardiging. Der Jan liet direct zien wat hij kon door derde te worden achter Chris Boardman en de Italiaan Andrea Chiurato maar ruim voor erkende specialisten als Erik Breukink, Melchior Mauri, Abraham Olano en Alex Zülle.

Helaas hield Ullrich het in zijn loopbaan over het algemeen bij de grote rondes, het WK, de Olympische spelen en een handvol Duitse eendagskoersen. Zijn tijdritpalmares is daardoor minder imposant dan hij had kunnen zijn. Tegelijkertijd zijn er nauwelijks renners die meer grote tijdritten wonnen dan de Oost-Duitser deed.


6. Miguel Indurain



Eigenlijk mist er maar één zege op de palmares van de Lange uit Pamplona. Hij won nooit een tijdrit in de ronde van zijn thuisland, en misschien greep hij daardoor ook nooit de eindzege in die wedstrijd.

Wat Indurain wel won is ongeëvenaard tot op heden, meerdere tijdritten in de Tour de France en Giro d'Italia, het werelduurrecord in 1994, WK Tijdrijden in 1995 en als afsluiter van zijn carrière won hij de allereerste Olympische tijdrit in Atlanta in 1996. Bovendien won de Spanjaard een hele reeks kleine tijdritten in bijvoorbeeld Parijs-Nice en de Ronde van Catalonië.

Zijn tijdritzege in de Ronde van Frankrijk in Luxemburg 1992 is voor vele de meest legendarische tijdritzege ooit.




5. Eddy Merckx



Dat de grootste wielrenner aller tijden een begenadigd tijdrijder was blijkt wel uit het feit dat na zijn loopbaan een tijdrit naar hem genoemd werd, de Grote Prijs Eddy Merckx. Hij won dan ook in zowel de Tour, de Giro als de Vuelta de individuele wegdiscipline.

Hoewel Merckx naast zijn zeges in de grote rondes ook het werelduurrecord en diverse individuele, koppel- en ploegentijdritten won in kleine etappekoersen en eendagswedstrijden ontbreken twee belangrijke zeges: het wereldkampioenschap en de Olympische spelen. Dit is echte simpel te verklaren in het feit dat beide wedstrijden pas sinds de jaren '90, ruim na het pensioen van Merckx, werden georganiseerd. Het blijft altijd speculeren of Merckx ook de gouden medaille en de regenboogtrui had kunnen veroveren. Zijn palmares spreekt echter voor hem.

Ook zijn werelduurrecord (49,431 kilometer in 1972) is onderhevig aan discussie. Het bleef tot de introductie van de aerodynamische fietsen in 1984 ongenaakbaar. Toen de aerodynamica verboden werd in 2000 en uurrecordhouder Chris Boardman het opnieuw moest veroveren reed hij slechts tien meter verder. Het zal net als met de wereld- en Olympische titel altijd speculeren blijven hoe lang Merckx het record had behouden zonder de aerodynamische fietsen.


4. Bernard Hinault



Een goede graadmeter voor het niveau van een tijdrijder voordat er een Olympisch en wereldkampioenschap werd georganiseerd is de Grand Prix des Nations. De tijdritklassieker in Frankrijk werd tussen 1932 en 2004 georganiseerd. Hinault won hem vijfmaal.

Toch is de Grand Prix des Nations slechts een klein deel van het tijdritpalmares van de Fransman. Zo won hij maar liefst dertien keer van de wijzerplaat in de Tour de France. Ook in de Giro d'Italia en de Vuelta a Espana hebben hem op de erelijst staan bij de tijdrijders. Ook won hij veel kleinere etappekoersen door zijn tijdrijderscapaciteiten.

Zoals gebruikelijk in het klassieke wielrennen heeft Hinault veel ervaring in andere disciplines als de proloog en de ploegentijdrit. Zijn meest tot de verbeelding sprekende tijdritprestatie leverde hij echter in 1984. In dat jaar bundelde hij zijn krachten met de andere superkampioen op de tijdritfiets van dat tijdperk, Francisco Moser, om samen de toen prestigieuze Trofeo Baracchi op te eisen. Moser won de wedstrijd zes keer met verschillende partners maar nooit ging het zo hard als met Le Patron.


3. Fabian Cancellara



Spartacus is voorlopig nog de renner die zichzelf het vaakst tot wereldkampioen tijdrijden kroonde. De Zwitser won de wedstrijd vier keer. Daarmee komt hij dicht in de buurt van de titel grootste tijdrijder aller tijden.

Fabian Cancellara

Ook Cancellara kan vrijwel alle grote prijzen die we eerder bij zijn voorgangers op deze lijst hebben gezien in zijn prijzenkast bekijken. Wereldkampioen, Olympisch kampioen, diverse kleine etappekoersen en eendagstijdritten, de Zwitser won ze allemaal. Ook won hij in de Tour de France en Vuelta a Espana tijdritten.

Zoals het een groot renner echter betaamt mist ook op de erelijst van de renner van Trek een prijs. Hij won nooit een tijdrit in de Giro d'Italia. In zijn twee deelnames in Italië gaf hij beide keren op voordat er tegen de klok werd geracet. Het krachtmens gaat nog zeker twee jaar door en als het aan ons ligt zorgt hij dat hij, naast het werelduurrecord, minimaal één keer de dagzege in de tijdrit in Italië pakt.


2. Tony Martin



Als alles volgens plan verloopt gaat Der Panzerwagen morgen Spartacus evenaren als recordkampioen. Daarmee wordt hij de nieuwe nummer 1 omdat hij zijn zegereeks aaneengesloten bewerkstelligde. Tony Martin lijkt bovendien meer kans te maken op een vijfde zege dan Cancellara.

Opvallend is dat Martin op zijn negenentwintigste op exact hetzelfde punt staat, viervoudig wereldkampioen en onverslaanbaar door de concurrentie. Voor Cancellara ging het juist vanaf dit punt minder, nota bene Tony Martin onttroonde hem. Martin heeft een kleine voorsprong, hij werd dan wel geen Olympisch kampioen in 2012, een smet op zijn carrière, hij werd wel twee keer wereldkampioen op de ploegentijdrit.

De Duitser won de Chrono des Nations, tot drie maal toe zelfs. Bovendien won hij in de Tour de France en de Vuelta a Espana. Toch heeft hij nog voldoende te wensen als wielrenner. Hij mist de Olympische tijdrittitel nog en in zijn enige deelname aan de Giro d'Italia, in 2008, werd hij verslagen in alle drie de wedstrijden tegen de klok.

Martin verdient lichte voorkeur boven Cancellara omdat hij sterk is in de tijdrit op elk terrein. Waar de Zwitser het zwaarder krijgt als het parcours gaat glooien won de Duitser dit jaar twee klimtijdritten in Spanje, zowel in de Ronde van het Baskenland als de Ronde van Spanje.


1. Jacques Anquetil



Het kan niet anders dan dat Monsieur Chrono (meneer tijdrit) de titel van beste tijdrijder aller tijden verdient. Fransman Anquetil was de man die ontdekte dat grote rondes te winnen zijn aan de hand van een sterke tijdrit. Hij deed dat dan ook acht keer, vijfmaal Tour, tweemaal Giro, eenmaal Vuelta.

Jacques Anquetil

Als de Grand Prix des Nations als het officieuze wereldkampioenschap tijdrijden mag worden gezien dan is Jacques Anquetil de grootste wereldkampioen ooit. Hij won de wedstrijd maar liefst negen keer. Alle andere renners op deze lijst komen, ook als zij bijvoorbeeld WK's en Olympische Spelen bij elkaar optellen, bij lange na niet aan dit totaal.

Anquetil vestigde in 1956 het werelduurrecord maar raakte het datzelfde jaar nog kwijt. Aan het einde van zijn loopbaan, in 1967, besloot hij het terug te veroveren en slaagde. Hij brak het record dat sinds 1958 op naam van Roger Rivière stond. Opvallend was dat zijn tijd opnieuw binnen een paar weken werd verbroken.

De enige 'tijdritzege' die geen van zijn concurrenten op deze lijst boekten die Anquetil wel op zijn naam schreef is de mythische Bordeaux-Parijs. Deze 560 kilometer lange wedstrijd dwars door Frankrijk werd van 1891 tot 1988 georganiseerd en was een wedstrijd op de weg achter de derny. Tijdrijden in het slipstream van een brommer dus. Extra opvallend was dat toen Anquetil deze koers in 1964 won, hij 's nachts richting Bordeaux was gereisd omdat hij minder dan acht uur eerder de achtdaagse etappekoers Dauphiné Liberé op zijn naam had geschreven.

[poll id="1"]

maandag 22 september 2014

Ondertussen in de Serie A (speelronde 3)

Van de enerverende topper tussen Milan en Juventus heb je vast wel wat meegekregen, maar wat er verder allemaal is gebeurd op het laarsvormige schiereiland? Geen flauw idee? Geen nood: Italië-kenner Wouter Pennings loodst je als vanouds weer door het Serie A-weekend heen.

 

Milan nog te licht voor het niveau van Juve

Uiteindelijk was Juventus gewoon - net als vorig seizoen - de baas in San Siro (0-1). De vernieuwde ploeg van Filippo Inzaghi kwam haast vanaf de aftrap in de verdrukking en wist zich geen moment onder het Turijnse pressievoetbal uit te spelen. En dat terwijl de bezoekers het zonder Andrea Pirlo en Arturo Vidal deden, al kam laatstgenoemde nog wel als invaller in actie.

Doelman Gianluigi Buffon hoefde slechts één keer handelend op te treden toen Keisuke Honda met een kopbal gevaarlijk werd, halverwege de eerste helft. Juventus zelf stichtte bijna doorlopend gevaar, al stuitte het continu op een zee van roodzwarte shirts voor het doel van Christian Abbiati. Maar het onvermijdelijke gebeurde ruim een kwartier voor tijd, toen klasbak Carlos Tévez een gaatje vond en geen genade kende. De rossoneri brachten de debuterende Fernando Torres vervolgens nog binnen de lijnen, al kreeg deze geen enkele bespeelbare bal. Marco van Ginkel bleef negentig minuten op de bank, Nigel de Jong was kort voor de verdediging een veldheer als altijd.

 

Woede in Napels om nieuwe zeperd van roulerend Napoli

De ochtendkranten zijn vandaag niet mals voor Rafa Benítez en consorten. Uit bij Udinese (1-0) dacht de Spaanse oefenmeester zich er met een veredelde b-keus vanaf te kunnen maken door vier belangrijke krachten rust te geven. Het betekende voor onder meer Dries Mertens slechts een invalbeurt, nadat de schade al was aangericht. Het verdedigingsduo Koulibaly-Britos liet hun collega van de overkant, Danilo, na een dubbele fout helemaal vrij om te scoren uit een vrije trap van aanvoerder Antonio Di Natale.

Bij de Zuid-Italianen bleef de aanvoerder de hele wedstrijd op de bank. In plaats van Marek Hamsik moest Jonathan de Guzman de meubelen redden, maar ook hij slaagde er niet in om iets toe te voegen aan de ideeënarmoede in de rug van de eenzame spits Gonzalo Higuaín, die meermaals zijn woede uitte. Napels kookte vorige week al van woede na de nederlaag tegen Chievo en Benítez riskeert nu serieus zijn baan. Uit drie wedstrijden haalde de zelfbenoemde kampioenskandidaat nog maar drie punten.

 

De terugkeer van de minimale uitslag

Niet alleen de twee bovengenoemde wedstrijden eindigden met de kleinst mogelijke score. Ook bij Genoa-Lazio, Atalanta-Fiorentina en Torino Verona stond er na afloop een 1-0 of 0-1 op het scorebord. En alle drie de duels werden beslist door een doelpunt van een invaller. In havenstad Genua was Mauricio Pinilla de grote held; de Chileen viel in voor de wederom droog staande Alessandro Matri en maakte drie minuten voor tijd de winnende treffer. Stefan de Vrij mag zich dat in grote mate aantrekken: door een onhandige tweede gele kaart voor de Nederlander speelden de Romeinen op dat moment al met tien man.

De gouden wissel bij Fiorentina kwam op naam van de Sloveen Jasmin Kurtic, die het vertrouwen van trainer Vincenzo Montella niet beschaamde en twee minuten na zijn entree zich tot matchwinner liet kronen. Verona-middenvelder Artur Ionita had zich door dit sprookje laten inspireren, leek het. Op de late zondagavond zorgde de Moldaviër eveneens twee minuten na te zijn ingevallen voor de enige treffer van de wedstrijd, die bovendien het allereerste Moldavische doelpunt ooit in de Serie A betekende.

Naast de vijf 1-0's waren dit de overige uitslagen: Sassuolo-Sampdoria 0-0, Palermo-Inter 1-1, Chievo-Parma 2-3 en Cesena-Empoli 2-2. De enige uit de band springende ploeg was dus Roma, dat met 2-0 te sterk was voor hekkensluiter Cagliari, waar voorlopig nog altijd geen sprake is van een Zdenek Zeman-effect. De Tsjechische trainer moet uiteindelijk ook op Sardinië gaan zorgen voor spektakel met zijn 4-3-3 systeem, dat tot dusver altijd garant stond voor veel doelpunten, zowel voor als tegen. In deze speelronde was dat op voorhand al een kansloze missie.

Lionels Weekvisie: De Schuld van Schaken

Beste Wouter,

Een dag nadat wij alles rondom de klassieker tot op de grond toe hadden afgebrand kregen we gisteren een onverwacht aangenaam schouwspel voorgeschoteld. Ik wil graag van mijn column gebruikmaken om de beste speler aan Feyenoordzijde uit te lichten. De Robben van Rotterdam, de Messi aan de Maas: Ruben Schaken.

Hoewel de bal op de lat van Clasie, de mislukte schuivers van Kazim en Te Vrede en de kopballen van diezelfde Te Vrede en Boëtius als kans vele malen groter waren was er toch één bal die het echte verschil maakte. De kopbal op de lat van Schaken. De rechtsbuiten is immers de meest ervaren Feyenoordspeler, international bovendien, en beschikt over de kwaliteiten om elke bal tegen de touwen te werken. Dat Feyenoord tot op heden zo matig presteert is dan ook compleet en volledig op het conto van de Amsterdammer te schrijven.

Je begrijpt het al, ik chargeer. In werkelijkheid is Ruben Schaken de laatste zin die op de zwarte bladzijde van de Feyenoordgeschiedenis werd geschreven. Het laatste overblijfsel van een fase van afbraak en wederopbouw. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de buitenspeler alles, maar dan ook echt alles uit zijn Feyenoordperiode heeft geperst. Ruben Schaken was in 2010 een slaapmaatje, meer niet. En dat slaapmaatje schopte het tot het Oranjeshirt. Weliswaar alleen in onbeduidende potjes in het voormalig oostblok en Azië maar dat doet niets af aan zijn prestatie.

Het viel mij op hoe vaak gisteren de naam Ruben Schaken viel als de beschuldigende vinger werd opgestoken. Iedereen lijkt te zijn vergeten in welke poel van spelers Feyenoord destijds, in 2010, viste. Om je een idee te geven wie er nog meer binnenkwamen in De Kuip dat jaar: Michael Lumb (wie?), Gill Swerts, Marcel Meeuwis, Adil Auassar (het slaapmaatje dus), Jhon van Beukering, Krisztian Simon, Fedor Smolov, Soren Larsen, Ryo Miyaichi en een zekere Sergej Khizhnitsjenko. Op welke plek had jij Schaken in dit geheel destijds gezet? Laatste? Misschien net één plekje hoger boven Jhonny? Is die speler dan de hoofdschuldige aan de huidige stroeve seizoensstart?

Dat Schaken nu de hoon over zich heen krijgt is begrijpelijk maar te voorkomen. Vorig jaar al was te zien dat de Amsterdammer in zijn eerste drie Feyenoordjaren ver boven zijn gemiddelde presteerde en dat hij dat nu hij wat ouder wordt niet meer kan. Hij komt zijn man niet meer voorbij en kan daardoor ook de voorzet niet geven want Schaken is immers geen Beckham, als de weg niet vrij is houdt het op. Het ziet er allemaal behoorlijk troosteloos uit en nu de seizoenkaarthouders door enkele directieleden voor de gek zijn gehouden dat de titel tot de mogelijkheden behoort gaat de verwachting van het publiek omhoog. Hoger dan de bovengrens van Ruben.

Het komt eigenlijk op één ding neer, Fred Rutten beschermt de verkeerde. Door eigen kweek Elvis Manu en dure nieuwkomer Bilal niet bloot te durven stellen aan De Kuip breekt hij een speler die eigenlijk een heldenstatus verdient af. Feyenoord groeide in de afgelopen jaren en de rechtsbuiten groeide mee. Ruben Schaken maakte van een dubbeltje een kwartje en verdient een beter einde dan de hoon van de natie. Vanaf komende woensdag verwacht ik dan ook niets anders dan een reserverol voor Ruben. Laat hem de rest van het jaar op gezette tijden, als hij geen schade meer kan berokkenen, invallen en hoop dat hij er heel af en toe nog een sprintje weet uit te persen en de bal op het hoofd van Kazim of Te Vrede legt. Laat het publiek voor hem de handen op elkaar krijgen en laat de legende in leven.

Ik hoor vrijdag van je,


Lionel

zondag 21 september 2014

10.000 views: een week gratis Sportpreview in MyJour

Om te vieren dat we tienduizend keer bekijks hebben getrokken sinds onze start geven we onze content een week lang gratis weg. Dat betekent dat alle verhalen in MyJour gratis te lezen zijn.

In MyJour publiceert Sportpreview de langere verhalen, duizend woorden en meer. De producties waar meer werk of kosten in hebben gezeten. Niet omdat we er rijk van willen worden maar omdat we de kosten willen dekken. We willen na deze snelle groei onze vaste lezers echter ook iets teruggeven. Om het nog makkelijker te maken krijg je van ons in dit artikel vele directe links naar de verhalen. Klik gewoon op de rood gemarkeerde woorden.

image

Wil je bijvoorbeeld de Visie columns van Wouter Pennings en Lionel Stute nog eens lezen, klik dan hier.
Voor de liefhebbers van voetbal hebben we vele verhalen over bijvoorbeeld de toekomst van het interlandvoetbal. Ook kun je gratis de verhalen van Wouter Pennings over zijn AC Milan en die van Lionel Stute over Real Madrid lezen. Ook kun je lezen over Feyenoord of Oranje.

Meer dan voetbal alleen
Onze autosport verhalen gaan bijvoorbeeld over de grootste race die niemand kent Mint 400 maar ook over Max Verstappen en de Formule 1.

Maarten Ducrot

Basketbal vind je hier en over boksen lees je hier.

Voor de wielerliefhebbers hebben we de afgelopen drie maanden verhalen gemaakt over Orange Cycling en de toekomst van Belkin. Tot slot filosofeerden we ook over de toekomst van de wielersport in het algemeen.

Deze en vele andere verhalen vind je ook op onze MyJour pagina hier. En als het nou bevalt, open dan gelijk even een account bij MyJour. Dan lees je ook de komende 25 verhalen van Sportpreview gratis, we vragen 1 My per artikel en MyJour geeft je 25 My's tegoed cadeau.

zaterdag 20 september 2014

De Klassieker: Twintig jaar verval in tien punten

Tekst: Wouter Pennings & Lionel Stute

Twintig seizoenen geleden begon het laatste grote gloriejaar van het Nederlands clubvoetbal met Ajax-Feyenoord in het Olympisch Stadion. Als landskampioen en bekerwinnaar streden de traditionele grootmachten van de eredivisie om de Supercup 1994. Sindsdien is het niveau van het vaderlandse competitie in een vrije val geraakt waarvan nog altijd het dieptepunt niet is bereikt.

Het is natuurlijk mogelijk om de wedstrijd voor te beschouwen aan de hand van de spaarzame hoogtepunten die de afgelopen twee decennia opleverden. De hakbal van Rafael van der Vaart of de hattrick van John Guidetti als slaapmiddel. Realistischer is het om het ware gezicht van de grootste affiche van Nederland te tonen. Feyenoord en Ajax zijn twee ploegen die in meer of mindere mate worstelen met hun identiteit in het veranderde voetballandschap.

Wij kozen tien punten uit die tonen wat er van De Klassieker verworden is. Dat kunnen spelers zijn maar ook wedstrijden of wedstrijdmomenten. Gelijkelijk verdeeld over beide ploegen. Twintig jaar neergang in woord en beeld.


10. Aurelio Vidmar



In 1995 troffen Ajax en Feyenoord elkaar opnieuw als landskampioen en bekerwinnaar om de supercup. Op 16 augustus werd het 2-1 na verlenging voor landskampioen Ajax. De opstellingen herbergden nationale en internationale sterren als Frank en Ronald de Boer, Patrick Kluivert, Nwankwo Kanu, Ronald Koeman, Henrik Larsson en Giovanni van Bronckhorst.

Vlak voor het verstrijken van de reguliere speeltijd, minuut achtentachtig, bracht Feyenoordtrainer Willem van Hanegem zijn nieuwe troefkaart binnen de lijnen, de Australische spits Aurelio Vidmar. Vidmar was in de zomermaanden overgekomen van Standard Luik alwaar hij een seizoen eerder topscorer van de Belgische competitie was geworden. De Belgische periode van Vidmar was uiterst succesvol geweest. In vier seizoenen, één bij Kortrijk, twee bij Waregem en één in Luik, trof hij 57 keer doel. Hetgeen de aankoop rechtvaardigde volgens de kenners. Hoewel Australië tot op dat moment geen voetballers van grote faam had voortgebracht en België al enige jaren in verval was als voetbalnatie.

In werkelijkheid bleek Vidmar één van de talloze miskopen en overbodige exotische voetballers te zijn die De Kuip zouden bevolken. De spits werd na vijftien wedstrijden en twee doelpunten halverwege het seizoen 1995/'96 alweer afgedankt.

9. De schwalbe van Machlas



Het is 3 maart 2002, de vijfentwintigste speelronde in de eredivisie. Ajax is koploper met twee punten voorsprong op rivaal Feyenoord, maar kijkt vlak voor tijd tegen een 1-0 achterstand aan in de eigen Amsterdam Arena. Trainer Ronald Koeman had Ajax al verschillende kansen zien missen, waaronder een paar dotjes door een erkend specialist op dit gebied: Nikos Machlas. De Griek kreeg daar nota bene een vorstelijk honorarium voor. Naar verluidt stond de bonkige spits gedurende vier seizoenen voor een slordige vier miljoen gulden per jaar in de boeken, in één van die tijdperken dat de ABN Amro-rekening vele malen imposanter was dan de prestaties op het veld.

Maar dan, in de vijfentachtigste minuut, levert de voormalige goalgetter - bij Vitesse nog eens goed voor 34 treffers in één jaargang en daarmee Europees topscorer - veruit zijn belangrijkste daad van zijn Ajax-periode. Aan de zijde van invaller Zlatan Ibrahimovic, destijds nog gewoon een trage slungel voor wie het Ajax-systeem veel te ingewikkeld was, gingen Machlas & co nog voluit voor de gelijkmaker, die maar niet lijkt te willen vallen. Vallen?, denkt Machlas, dat kan ik zelf ook! Doelman Edwin Zoetebier werpt zich voor de voeten van de aanvalsleider, maar mist de bal. De benen van de gretig duikende Machlas toucheren de Volendammer echter ook niet of nauwelijks.

Verdediger André Bergdolmo mag van scheidsrechter Dick Jol aanleggen voor de strafschop en maakt het vijfduizendste Ajax-doelpunt uit de geschiedenis. Maar nog belangrijker: Ajax blijft bovenaan staan en krijgt twee maanden later eindelijk weer eens de kampioensschaal, de eerste sinds de dure aankoop van Nikos Machlas. Het bedrag wordt in de Champions League vervolgens wel weer terugverdiend. Het is symbolisch voor de steeds deplorabeler situatie op de Nederlandse velden: een miljoenenaankoop die alleen zo zijn waarde kan hebben in een Klassieker.


8. Tomasz Rzasa van hoonlach tot hoofdmacht



Dat iemand in een team speelt dat de UEFA Cup wint en daar international van zijn land wordt betekent niet direct dat hij ook een goede speler is. Tomasz Rzasa is daarvan een voorbeeld. In 1999, het laatste kampioensjaar van Feyenoord, ging de Pool als speler van De Graafschap opzichtig in de fout in De Kuip. Het kwam hem op een portie hoongelach te staan. Rzasa lachte echter het laatst want drie maanden later tekende hij in diezelfde Kuip een contract. Hij is vervolgens vier jaar lang niet weg te krijgen.

Hoe slecht Rzasa als voetballer was werd pijnlijk duidelijk in De Klassieker van 6 oktober 2002. Voor Feyenoord kwam er in die week een einde aan een uiterst succesvolle periode met daarin de UEFA Cup winst en een glorieuze start in de Champions League. Ajax-trainer Ronald Koeman wist echter de zwakke plek te vinden die anderen tot dan toe nog niet hadden ontdekt: laat de linksback volledig vrij om te doen en laten wat hij wil. Rzasa werd vervolgens het startpunt van elke opbouw en leverde de ene na de andere bal in. Het bleef uiteindelijk slechts bij 1-2, eerder ondanks dan dankzij Rzasa.


7. Frank Verlaat



Hij kwam terug naar Ajax om er prijzen te winnen. Eind jaren negentig, kort na de Europese hoogtijdagen en nog korter na een daaropvolgende periode van verarmde kwaliteit, trekt penningmeester Arie van Os weer eens de poeplap. Na jaren van zuinigheid in het knusse De Meer groeien in de nieuwe Amsterdam Arena de bomen tot in de hemel. De Champions League had Ajax rijk gemaakt en de gang naar de beurs bracht vervolgens de zilvervloot naar Amsterdam-Zuidoost. Het maakt dat er negen nieuwe aankopen worden gedaan voorafgaand aan de strijd om de Johan Cruijff Schaal in 1999.

Bekerwinnaar Ajax speelt in het uittenue tegen kampioen Feyenoord en zes nieuwelingen staan aan de aftrap. Klinkende namen, zoals de Deense sterspeler Brian Laudrup, de snoeiharde bikkelaar Jan van Halst, toptalent John Nieuwenburg en routinier Aron Winter. Ook de reeds bij punt 9 genoemde Nikos Machlas maakt zijn officiële debuut in het elftal van trainer Jan Wouters.

Directeur spelersbeleid Danny Blind, een jaar eerder zelf nog gewoon aanvoerder van de Godenzonen, had als zijn vervanger ook niet de minste gehaald. Frank Verlaat, al een groot talent in het Ajax dat eind jaren tachtig onder Johan Cruijff vele harten (en ook de Europacup voor Bekerwinnaars) veroverde, kwam terug op het oude nest na een decennium lang een betrouwbare verdediger te zijn geweest in achtereenvolgens Zwitserland, Frankrijk en Duitsland. Vooral in de Bundesliga gaf men altijd hoog op van de sierlijke voorstopper, die bij zijn bisnummer in Amsterdam echter nooit uit de verf kwam. Ajax eindigde als vijfde, vloog al voor de winter uit de UEFA Cup en strandde ook al na één ronde Amstel Cup. De Johan Cruijff Schaal was trouwens een prooi voor Feyenoord. Die 3-2 nederlaag zette de toon voor de rest van het seizoen.

En Frank Verlaat? Die liep een seizoen later, na te zijn kaltgestellt door de nieuwe trainer Co Adriaanse, alweer als een veldheer de achterhoede van Werder Bremen aan te sturen. Alsof 1999/2000 slechts een boze droom was geweest.


6. Oranjeverdediging onder druk



Een half jaar voor het wereldkampioenschap in Brazilië speelde de verdediging van het Nederlands elftal in Feyenoord-shirt in de Amsterdam ArenA. Geen reclame voor 'de opleider van het wereldkampioenschap' zoals Feyenoord in de afgelopen zomermaanden werd genoemd.

Let op Janmaat bij de eerste goal en De Vrij en Martins Indi bij de tweede.



h2>5. 22-10-2006, de wedstrijd die 0-10 had moeten worden

Weliswaar was het veldspel dik in orde geweest, maar toch heerste er bij lange na geen euforische stemming in het kamp der ajacieden. Zojuist had de ploeg van trainer Henk ten Cate in het hol van de leeuw het befaamde Legioen het zwijgen opgelegd met een 4-0 overwinning. Na afloop ging het echter maar over één ding: de score had nog veel hoger kunnen en moeten uitvallen. Dotten van kansen kregen Klaas Jan Huntelaar, Wesley Sneijder, Gabri, Tom De Mul en Hedwiges Maduro, maar het bleef bij twee treffers per helft. Zelfs nadat de van frustratie steeds agressiever schoppende Rotterdammers met twee man minder stonden.

Het elftal dat ruim tien jaar eerder nog aan de top van de wereldranglijst stond zal het met afgrijzen hebben aanschouwd. Met zoveel ruimte en mogelijkheden hadden zij wel raad geweten. Saillant detail: aan het einde van het seizoen kwam Ajax één schamel doelpuntje tekort om zich met 75 punten tot kampioen te kunnen laten kronen. Over armoede gesproken.


4. 18-5-1995, tweede helft Feyenoord-Ajax 0-5



Een wedstrijdverslag van John Volkers in De Volkskrant opent met een stelling die twintig seizoenen later een totaal andere lading heeft gekregen: "De waarde van de 128ste Feyenoord-Ajax was beperkter dan ooit." Ajax vond de wedstrijd niet belangrijk genoeg, met het oog op de Champions League finale, om zijn beste elftal in de wei te brengen. Feyenoord besloot geen moeite te doen bij te blijven met het oog op de bekerfinale. De teams werden opvallend genoeg ook nog eens beide geleid door de assistent-coach.

In deze tweede helft kreeg Feyenoord vier goals tegen. Één meer dan een jaar eerder in beide klassiekers gecombineerd, 2-2 en 2-1. Een opvallende constatering van Volkers betreft zijn verwondering over een verkeerde terugspeelbal van Orlando Trustfull. Destijds een incident, tegenwoordig bijna normaal.
Na de fraaie 0-4 van Davids was de 0-5 ook weer zo'n moment waarop Feyenoord dit seizoen patent lijkt te hebben. Trustfull aaide de bal te zacht terug op Van Dijk. De voor Overmars ingevallen Van Vossen wrong zich er met een korte sprint tussen, kapte de doelman uit en kon via het krijt van de achterlijn doorlopen naar het verlaten doel. John Volkers, Volkskrant



3. 2-5-1999 Tweede helft Ajax-Feyenoord 6-0



Een week nadat Feyenoord zijn laatste kampioenschap behaalde werd goed duidelijk hoe zwaar bevochten deze schaal was. De Rotterdamse supporters trokken naar de ArenA met de verwachting dat hun ploeg de grote rivaal zou laten boeten voor de vernederingen van de tien voorafgaande jaren. Het was immers een nieuwe tijd nu. De Amsterdammers waren niet langer de top van de piramide.

De selectie had echter andere ideeën bij het spel van een kampioen. Het elftal geeft collectief niet thuis. Hoewel er bij rust nog geen vuiltje aan de lucht lijkt met een 1-0 tussenstand blijkt de champagne van het kampioensfeest de conditie volledig teniet te hebben gedaan, vijf ballen vliegen tegen de touwen, nooit verloor een kampioen nog binnen het jaar met zulke cijfers.


2. 2005/2006: De dvd die werd achterhaald door de playoffs



Naar alle waarschijnlijk zal een dergelijke blunder niet vaak meer begaan worden. Om uw geheugen nog eens op te frissen: in het seizoen 2005/2006 won Feyenoord voor de laatste keer in de Eredivisie zowel uit als thuis van de historische rivaal Ajax. In de Arena werd het 1-2, waarna de Stadionclub in de eigen Kuip met 3-2 te sterk was voor de zwalkende ploeg van trainer Danny Blind. Twee Klassiekers in één seizoen winnen was men in Amsterdam wel gewend, maar aan de boorden van de Maas was het de reden voor het uitbrengen van een heuse dvd. De marketingafdeling dacht ook nog even garen te spinnen bij de keurige prestatie van Dirk Kuyt en de zijnen, die die jaargang weer eens lange tijd meestreden om de landstitel.

In de lente verloor Feyenoord echter dusdanig veel punten dat het de kampioensschaal aan PSV moest laten en bovendien ook AZ nog boven zich moest dulden, waardoor het in de nieuw ingevoerde playoffs direct aan de bak moest tegen Ajax. De Amsterdammers waren gedurende het seizoen beter in vorm gekomen en bleken het beste voor het laatst te hebben bewaard. De nummers 2 tot en met 5 speelden in de nacompetitie om een ticket in de voorronde van de Champions League en daarin bleek het verhitte gevecht om de titel zijn tol te hebben geëist voor Feyenoord en AZ. Ajax walste tweemaal over de hulpeloze ploeg van Erwin Koeman heen en had het in de finale tegen FC Groningen nog lastiger. Toch werd via de ontsnappingsroute een toegangsbewijs voor het miljoenenbal bemachtigd en sindsdien hoor je nog weleens een grap over dvd's. Benieuwd of iemand het schijfje nog weleens afspeelt, trouwens.


1. Jhonny van Beukering



Zonder twijfel de minst Klassiekerwaardige speler die ooit in een Ajax-Feyenoord werd opgesteld is Jhonny van Beukering. De Arnhemmer die door het leven ging als Jhonny van de Burger King moest Feyenoord enkele maanden van doelpunten voorzien. Hij moest daarbij een overdadig hoog lichaamsgewicht meeslepen.

Als op een woensdagavond in januari 2011 de klassieker die voor de winterstop vanwege sneeuwval werd afgelast alsnog op het programma staat wordt pijnlijk duidelijk hoe slecht Feyenoord ervoor staat. De andere eendagsvlieg die Feyenoord van degradatie moet behoeden, Krisztian Simon krijgt welgeteld één goede bal aangespeeld. De Hongaar wil vanaf links Van Beukering de diepte in sturen maar de Arnhemmer ziet al bij letterlijk zijn eerste stap dat een sprint geen enkele zin heeft. Ajax heeft mededogen met het zwalkende Feyenoord. Een dieptepunt op zich.