Na vier dagen vol dramatiek is het deelnemersveld van het wereldkampioenschap voetbal opnieuw gehalveerd. Nog acht ploegen zijn over. Nederland is er één van. Wij denken er het volgende over.
De afgelopen jaren is het beeld van het Nederlands voetbal één van nivellering. De kleintjes worden iets beter maar de groten vooral veel zwakker. Het zelfde beeld zien we op het WK van 2014. Grootmachten als Engeland en Italië lijken de jeugd niet meer te kunnen verleiden om zich bij de plaatselijke voetbalclub aan te melden en de Zuid-Amerikanen zijn niet meer zo goed onder druk als in de jaren '80.
Daar tegenover staat de opkomst van de nieuwe sportlanden. Colombia en Zwitserland gooiden al hoge ogen in bijvoorbeeld het tennis en wielrennen en nu ook in het voetbal. Colombia speelt nog altijd om de prijzen terwijl Zwitserland op een dramatische manier van een andere falende grootmacht Argentinië. Het is niet onmogelijk dat een 'kleine voetbalnatie' historie schrijft. Colombia was ook het enige land dat gemakkelijk zijn tegenstander (Uruguay) versloeg in ze achtste finales.
Naar mate het toernooi vordert blijkt hoe zwaar de omstandigheden zijn. Het aantal blessures voor aanvang was al hoog en tijdens het toernooi valt ook de ene na de andere speler af. Het geeft te denken over de manier van trainen in de voetbalwereld. Niet dat de hoge blessurelast per definitie door teveel trainingsarbeid wordt veroorzaakt maar training is wel dat ene onderdeel wat onder controle gehouden kan worden door spelers en trainers. Meer spelen, minder trainen is geen vreemde gedachte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten